[De Tweede Ronde 1994, nummer 1]
Voorwoord
Dit Lentenummer bevat in Nederlands proza vier bijdragen: een radio-column van Nico Slothouwer (opgenomen ter nagedachtenis aan onze oud-redacteur wiens ‘Verzameld Werk’ dezer dagen verschijnt), een debuut, van Atie Vogelenzang, en nieuwe verhalen van de twee pijlers van deze rubriek, Frans Pointl en L.H. Wiener. In Nederlandse poëzie werk van zestien medewerkers, onder wie één debutante, Anke Binnerts. Ook in Light Verse begroeten we - naast de nodige coryfeeën - nieuw talent: Yvon Melly, die het thema van de Zingende Zaag gestalte gaf in zelf geïllustreerde knittelverzen.
De overige rubrieken staan in het teken van het sinds 1991 weer onafhankelijke Estland. De trotse felheid waarmee de Esten, amper een miljoen in getal, zich inzetten voor hun nationale literatuur, zou een ander zogenoemd ‘klein taalgebied’ als het Nederlandse beschaamd mogen maken. In Essay getuigen de stukken van Jaan Kross en Mati Sirkel van het stelselmatige maar uiteindelijk vergeefse streven van nazistische en communistische zijde om Estlands taalkundige en culturele identiteit te vernietigen. Veelzeggend is Kross' opmerking dat het geweld tegen de Estse schrijvers, vertaald naar Nederlandse verhoudingenin de Tweede Wereldoorlog, zou zijn neergekomen op executie van 45 schrijvers, en gevangenschap of deportatie van nog eens een achthonderdtal, van wie 100 het met de dood zouden hebben bekocht. Vertaald proza bevat, naast werk van Kross, die geldt als Estlands belangrijkste auteur, verhalen van zes andere schrijvers - vaak met een obsessieve of surreële inslag. In Vertaalde poëzie zeven Estse dichters, van wie alleen Jaan Kaplinski in Nederland enige bekendheid heeft. De rubriek Tekeningen is in dit nummer Foto's geworden. Onze speciale dank gaat uit naar onze gastredactie, met name naar Marianne Vogel, die samen met haar man bijna alle teksten heeft vertaald.
Redactie