De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Drie gedichten Willem Jan van Wijk Dorp Ik herinner me de geur van roggezoet bij een kleine bakkerij de geur van koffiebranden en bierbrouwen van aangeharkte perken op zaterdag van trage sigaren op zondag van wasgoed en blauwsel op maandag ik herinner me de geur van een mandenmakerij wanneer het rijshout werd gekookt en geschild de geur van tabak, zweet en gerookt spek van schroeiende paardehoeven en vet leer van vers geploegde akkers van kuilvoer op een winteravond ik herinner me de geur van boerenmensen tijdens de hoogmis de geur van wierook en waskaarsen van slechte adem verfrist door pepermunt van kleren die één keer per week uit de kast kwamen van zakdoekjes besprenkeld met eau de cologne ik herinner me de geur van kuipen bij een leerlooierij de geur van rottende huiden en afval van kokend water over slap vlees van schoongemaakte darmen van een varken op het ladderkruis ik herinner me de geur van turf en fiber op kille avonden de geur van balkenbrij en kaantjes van voos gekookte kool van suddervlees rond het middaguur en van goudbruine ajuin in de namiddag. [pagina 45] [p. 45] Zomer Ik herinner me de geur van een spoorbaan op een zomerse dag de geur van hei en brem van dampende dennen druipend van hars van gagel rond een lauw moeras want daar sloop de faun daar rilde dorst in het waterbekken en zochten handen een drinkplaats terwijl de buizerd klom in stollend blauw sprongen kuiten gesabeld uit struiken ik herinner me de geur van gekneusde munt in de middaghitte de geur van een roerloos distelveld van vee en hooiland van droge sloten, kalmoes en kamille ik herinner me de geur van plaveisel als eindelijk de regen kwam de geur van schaaldieren en algen van zilte netten in de wind van zeewier op basalt steil stond het water onder leistenen wolken dan kromden zich ruggen tot de sprong van een dier en striemden de riemen hun reis in de golven. [pagina 46] [p. 46] Dijk Ik herinner me de geur van grasland vroeg in het voorjaar de geur van soppende dijken van slib en roest van bruin weifelend water en schraal lag de dijk kleumend in maart vol geitewit in mei gulzig in augustus gestoofd in oktober nog zweeft de zomer en klinkt gesis en gefluister als gras de grauwe lakens verving en de nacht - in narrenkap - het lijf een lijf toespeelde ik herinner me de geur die opsteeg uit de scheve huizen de geur van ranzige raapolie van cichorei en overgekookte melk van hutspot en van vette beuling en slonzig lag de dijk in vuil en in rafels in rouwrand en in stof later een dam door het ijs op weg naar dak en warmte - klompen, afgetrapte schoenen en geduldige paardehoeven stampten door de vrieskou ergens sloeg een deur en dreef een vleug van spek en uien, achter ruiten klonk een kinderliedje en buiten bleef de schemer haken aan de schoorsteen en het schuurtje. Vorige Volgende