De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] De Tweede Wereldoorlog rond mijn ouderlijk huis Jos Versteegen I Als met het knallen van granaten de aanval op de streek begon, ontwaakten zij op nat beton en zagen door de vossegaten hoe jagers met gepunte kop en dichtgeklapte rubberwielen in duikvlucht uit de hemel vielen en scheerden langs de geveltop. Zij stegen uit de kelderholen, bleek, ongekamd, in blauwe lompen, de ochtend na het luchtalarm. En in het veld met gladiolen, omwoeld door vleugels, neuzen, rompen, vond vader toen een witte arm. [pagina 41] [p. 41] II 's Nachts, tussen kei en uilebal, snijden de spaden door de grond en delven in de vijverwal een holte als een keldermond. Met hout beschoten, diep en rond, voorzien van luik en muizeval, is dit de plaats waar hij aan front en dwangarbeid ontsnappen zal. Als vader in de aarde zit, daalt aan een lus van ijzerdraad zijn kerstbrood in een oude krant. Hij eet en luistert, dooft de pit van zijn carbidlamp. Buiten slaat de regen op het naakte land. III Gebroken ogen, Pruisisch blauw. Een gifring met een hart van stras onthulde amper wie hij was. ‘Hans. Martha. Oberammergau.’ Begraven in zijn legerjas, die kraakte onder witte dauw, herleefde hij in bereklauw, vuurdoorn en wuivend fakkelgras. De jongen - frontsoldaat, piloot? - lag in het bosje bij de sloot, met boom en struik als erfgenamen. En 's zomers, als ik binnendrong in 't hout, nam hand en lip en tong de doodskleur aan van rijpe bramen. Vorige Volgende