De Tweede Ronde. Jaargang 14
(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Vijf gedichten
| |
De SophiaEntre los bailarines y su danza
la vi cruzar, a mediodía, el huerto,
sola como la voz en el desierto,
pura como la recta de una lanza.
Su idioma era una flor en la balanza:
justo en la cifra, en el regalo cierto;
y su hermosura un territorio abierto
a la segura bienaventuranza.
Nadie la vió llegar: entre violines,
festejaban oscuros bailarines
la navidad del fuego y del retoño.
¿Ay, sólo yo la he visto a mediodía!
Desnuda estaba, y al pasar decía:
‘Mi señor tiene un prado sin otoño.’
| |
[pagina 174]
| |
Aan een paardentemmer1
Vier elementen van oorlog
vormen het wilde paard.
Een veulen kan men temmen door de kracht,
de maat en het gewicht hun plaats te wijzen:
Door van het vuur de loodlijn neer te halen
en door de waterlijn te laten stijgen;
De lucht wordt afgeremd
de aarde krijgt twee vleugels.
Een goede temmer, hij die deze lijnen
in harmonie, als snaren, kan bespelen!
(Want vier geluiden in oorlog
vormen het wilde veulen).
Hij heft zijn handen als een muzikant
en legt ze op de furieuze klankkast.
Hij kan de pasgeboren Harmonie
in haar behuilde luier
recht in de ogen zien.
Want het temmen van een veulen
is als het stemmen van een gitaar.
| |
A un domador de caballos1
Cuatro elementos de guerra
forman el caballo salvaje.
Domar un potro es ordenar la fuerza
y el peso y la medida:
Es abatir la vertical del fuego
y enaltecer la horizontal del agua;
Poner un freno al aire
dos alas a la tierra.
¡Buen domador el que armoniza y tañe
las cuatro cuerdas del caballo!
(Cuatro sonidos en guerra
forman el potro salvaje).
Y el que levanta manos de músico y las pone
sobre la caja del furor.
Puede mirar de frente a la Armonía
que ha nacido recién
y en pañales de llanto.
Porque domar un potro
es como templar una guitarra.
2
Temmer van paarden en vrienden, die geen
grenzen van vriendschap stelt,
en die zich aan de stilte wijdt
als kostelijke wijn!
Waarom kom je naar mij toe met de smaak
van de vergane dagen;
die dagen die zich openden en sloten
zoals de bloemen doen?
Je komt om de geboorte op te eisen
van het beloofde lofdicht,
jij temmer van de paarden?
(Nu komen door mij doodgewaande snaren
tot leven, en hervinden in mijn hand
gevaarlijke vervoering der muziek).
2
¡Domador de caballos y amigos que no pone
fronteras de amistad
Y hombre dado al silencio
como un vino precioso!
¿Por qué vendrás a mí con el sabor
de los días antiguos.
De los antiguos días abiertos y cerrados
a manera de flores?
¿Vienes a reclamar el nacimiento
de un prometido elogio,
domador de caballos?
(Cordajes que yo daba por muertos
resucitan:
Recobran en mi mano el peligroso
revuelo de la música).
| |
[pagina 175]
| |
Aan de dagloonster Ezequiela FaríasGeboren en gestorven
aan de zijde van een koe.
De zachtheid van de aarde
nam in haar harde handen
de vorm aan van een koe.
Een stilte van een koe
die haar tot aan haar voeten
omringde, als haar schort:
Geen pastorale zingt
zo zuiver als die stilte.
En voor haar ogen trokken
de dagen en de nachten
van de zuidpool voorbij.
Nu rust zij in de aarde
die nuttig, onderdanig
en dik een koe gelijkt.
| |
A la peona Ezequiela FaríasNacío y murió
junto a una vaca.
Entre sus manos duras,
la suavidad del mundo
tomó formas de vaca.
Un silencio de vaca
la ciñó hasta los pies,
como su delantal:
un silencio cantante,
más puro que la égloga.
Delante de sus ojos,
los días y las noches
australes desfilaron
como vacas macizas.
La tierra en que hoy descansa
gorda, sumisa y útil
se parece a una vaca.
| |
Een opgroeiend meisjeTe midden van de vrouwen al rijzig, wil het meisje
zich noemen naar de Wind.
De wereld is een tak, die diep is doorgebogen
haast samen met haar handen,
het meisje zou de scherpte
der wind willen bezitten.
Maar nu nog niet, ze lacht,
al rijzig onder vrouwen:
De knoop der oorlog maakten
haar vingers nog niet los.
| |
De la adolescenteEntre mujeres alta ya, la niña
quiere llamarse Viento.
Y el mundo es una rama que se dobla
casi junto a sus manos,
y la niña quisiera
tener filos de viento.
Pero no es hora y ríe,
ya entre mujeres alta:
Sus dedos no soltaron todavía
el nudo de la guerra,
| |
[pagina 176]
| |
[Nederlands]Noch heeft zij met haar woorden domeinen van de pijn,
gebieden van genot geopend in wie leven.
Haar mond gesloten, samen
met grote vlakken water.
Van haar zeggen de mannen:
‘Zij rijpt, daar men haar lof vol ongeduld bezingt,
en noemde zij zich Wind,
dan zal haar hand ons raken
met straffen overladen.’
Van haar zeggen de vrouwen:
‘Geen mens brak ooit haar lach:
De dagen toonden haar
manieren om te stralen.’
Bewonderd en bejubeld begint het kind haar dag:
bezongen wordt haar jeugd,
ongelooflijk is haar dood.
| |
[Spaans]ni su palabra inauguró en los vivos
regiones de dolor, campos de
gozo.
Su boca está cerrada
junto a las grandes aguas.
Y dicen los varones:
‘Elogios impacientes la maduran:
cuando se llame Viento
nos tocará su mano
repleta de castigos’.
Y las mujeres dicen:
‘nadie quebró su risa:
maneras de rayar
Ie enseñaron los días’.
La niña entre alabanzas amanece:
cantado es su verdor,
increíble su muerte.
| |
De rouwstoetGekleed en opgesmukt als voor haar bruiloft, rijdt
de Dode voort: Twee jongens
voeren haar mee, ze huilen.
En in dezelfde wagen vervoert men ook het koren
dat rijp is in december.
Het lichaam uitgestrekt op blinkend witte lakens,
assen en wielen zingen
hun oude dienstbaarheid.
En in het weiland boort zich als was het
een gouden lans
de schittering van de middag.
(Mijn broer berijdt een veulen
dat zwart is als de nacht,
en ik een witte merrie,
zij is nog onbeslagen).
| |
CortejoVestida y adornada como para sus bodas
la Muerta va: dos niños
la conducen, llorando.
Y es en el mismo carro de llevar las
espigas
maduras en diciembre.
El cuerpo va tendido sobre lanas
brillantes,
ejes y ruedas cantan
su antigua servidumbre.
Clavado en la pradera como
una lanza de oro
fulgura el mediodía.
(Mi hermano va en un potro
del color de la noche,
yo en una yegua blanca
sin herrar todavía).
| |
[pagina 177]
| |
[Nederlands]De Dode in de wagen van het gerijpte koren:
de zon op haar gezicht
geeft het een glans van nikkel.
De vorm van stilte laat zich uit haar lippen raden,
het is een sleutelvorm.
Haar ogen zijn gesloten voor de zichtbare rust
van deze dag, en voor
het spel van vele zangers;
haar handen, zij omklemmen het Kruis met een gebaar
van onzichtbare schipbreuk.
Terwijl de rouwstoet langzaam tussen de bloemen voortgaat
en tussen ruisend linnen
het idioom der wind,
wordt door de reis het hoofd steeds heen en weer bewogen
en schudt het teken: Nee!
Het tweetal voert haar mee: zij fronsen met hun voorhoofd
waaruit het raadsel spreekt:
Waarom toch is de Dode gekleed als voor een bruiloft?
Waarom dezelfde wagen
als voor het winterkoren?
(Mijn broer berijdt een veulen
dat zwart is als de nacht,
en ik een witte merrie,
zij is nog onbeslagen).
| |
[Spaans]La Muerta va en el carro de los
trigos maduros:
su cara, vuelta al sol,
tiene un brillo de níquel.
Se adivina la forma del silencio en
sus labios,
una forma de llave.
Ha cerrado los ojos a la calma
visible
del día y a su juego
de números cantores;
y se aferran sus manos a la Cruz en
un gesto
de invisible naufragio.
Y mientras el cortejo se adelanta
entre flores
y linos que cecean
el idioma del viento,
la cabeza yacente, sacudida en el
viaje,
traza el signo de ¡no!
Dos niños la conducen: en sus
frentes nubladas
el enigma despunta.
¿Por qué la Muerta va con su traje
de bodas?
¿Por qué en el mismo carro
de llevar las espigas?
(Mi hermano va en un potro
del color de la noche,
yo en una yegua blanca
sin herrar todavía).
|