De Tweede Ronde. Jaargang 14(1993)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Twee gedichten J. Eijkelboom Stadstuin In dat carré kon 's winters baksteen rinkelen als glas, de hemel stond dan zo strak dat het haast gonsde. Maar al vroeg in het jaar liep er lauwe lucht in die kom, ging men er zich met schoffels roeren. De onhandigste aller vaders caramboleerde er met de carbolineumkwast bij de dorstige schuur. Moeder keek toe hoe de zware Pers, meegenomen door mijn reisvaardiger broer, over de klopstok werd gelegd door haar twee zonen. De Keltische krakeling van haar matteklopper sloeg er nog zoveel woestijnzand uit onze klei raakte ondergestoven. Al helderder werden de oude patronen. [pagina 39] [p. 39] De la musique 1 De zangeres in flamboyant satijn mocht even rusten, luit en viola da gamba vlochten het ritselend struweel waaruit de blokfluit klonk als een vogel, maar ook zoals geen vogel ooit gezongen heeft. Spitsneuzig, sluikharig meisje, recht zittend als Whistlers Moeder, rokken tot op de grond voor jou zocht ik in de mahoniehouten kast en vond daar tussen stug linnen het woord kwinkeleren terug. 2 Sirenes zongen niet meer maar lispelden in het donker onderaan de trap van de glibberige steiger. Ook lokten ze mij niet, niet in die zin dat ik op hun dringende bede de trap afging. Ze noodden mij liever om onder lamplicht op glinsterende keien als over water door te lopen. Vorige Volgende