[De Tweede Ronde 1993, nummer 3]
Voorwoord
Dit Argentijns getinte Herfstnummer is het eerste dat aandacht besteedt aan de Latijnsamerikaanse letteren; het is de bedoeling aan dit literair zo dynamische deel van de wereld elk jaar een nummer te wijden. De Argentijnse literatuur is relatief bekend in Nederland, maar deze aflevering laat zien hoeveel terrein nog onontgonnen is; zo figureert Borges in drie rubrieken met niet eerder vertaald werk. Vertaald proza heeft, behalve Borges, werk van zijn literaire evenknie Leopoldo Marechal (over wie Robert Lemm in Essay een uitvoerige inleiding bijdraagt); voorts verhalen van Leopoldo Lugones (over Gomorra), Mario Paoletti (over de militaire dictatuur) en Ricardo Piglia (over de kolonie van Nietzsches zuster). In Vertaalde poëzie eveneens werk van Borges en Marechal; daarnaast gedichten van Roberto Juarroz, Baldomero Fernández Moreno, Silvina Ocampo en Juan Rodolfo Wilcock. Zonder de inzet van de beide gastredacteuren/vertalers Catharina Blaauwendraad en Sander de Vaan zou dit nummer niet tot stand zijn gekomen.
De rubriek Tekeningen staat, evenals de voorplaat van Frits Müller en de illustratie op het achterplat, in het teken van de tango, een archetypisch fenomeen van het Argentijnse leven en ook in Nederland een steeds meer furore makende kunstvorm (de beste tangozanger ter wereld heet Juan Tajes en woont te Amsterdam). De rubriek Nederlands proza bevat drie bijdragen: van Arnon Grunberg, Jan Hontscharenko en L.Th. Lehmann (over een bezoek aan Buenos Aires). Nederlandse poëzie bevat een rijk aanbod van ruim twintig dichters, onder wie J. Eijkelboom, Jan Kostwinder, W.M. Roggeman, L.F. Rosen en Mare Tritsman; Lut de Block en Hanneke van Schooten publiceerden nog niet eerder in ons blad. In Light Verse speciaal aandacht voor Jan Kal, die zeer invoelbaar zijn gal uitspuwt over het Fonds voor de Letteren.
Redactie