De Tweede Ronde. Jaargang 14

[p. 42]

Twee gedichten
Ivan Krylov^*
(Vertaling Margriet Berg en Marja Wiebes)

De vissoep van Demjaan

‘Kom buurman, neem nog wat!
Je gaat de maaltijd toch niet staken!’
‘Ik heb mijn buikje rond, buur.’ - ‘Er is zat,
Vooruit, één bordje zal je nog wel smaken:
Er wordt je hier een prima soepje voorgezet!’
‘Ik heb drie borden op.’ - ‘Laat dat getel nu achterwege:
Het smaakt je toch, wat stribbel je dan tegen,
En op is op, zo is 't maar net!
Ah, wat een soepje! Wat een vet:
Of het in barnsteen is gebed.
Tast toe, mijn vriend, 't is om te watertanden!
Kijk, steur en brasem en ook ingewanden!
Al neem je maar een lepel! Vrouw, het zeebanket!’
Zo sprak Demjaan en ondanks Foka's tegenstreven
Werd hem geen ogenblikje rust gegeven.
Al baadde Foka in het zweet,
Opnieuw stond er een bord voor hem gereed,
Hij wist het met zijn laatste krachten te verstouwen.
‘Je bent een kerel naar mijn hart, jij,’ riep Demjaan,
‘Opscheppers staan mij helemaal niet aan.

* Binnenkort verschijnt een bundel fabels van Krylov bij uitgeverij Plantage G&S, Leiden.

[Russisch]

‘Соседушка, мой свет!
Пожалуйста, покушай.’
‘Соседушка, я сыт по горло.’ - ‘Нужды нет,
Еще тарелочку; послушай:
Ушица, ей-же-ей, на славу сварена!’
‘Я три тарелки съел.’ - ‘И, полно, что за счеты:
Лишь стало бы охоты,
А то во здравье: ешь до дна!
Что за уха! Да как жирна:
Как будто янтарем подернулась она.
Потешь же, миленький дружочек!
Вот лещик, потроха, вот стерляди кусочек!
Еще хоть ложечку! Да кланяйся, жена!’
Так потчевал сосед Демьян соседа Фоку
И не давал ему ни отдыху, ни сроку;
А с Фоки уж давно катился градом пот.
Однакоже еще тарелку он берет:
Сбирается с последней силой
И - очищает всю. ‘Вот друга я люблю!’
Кричал Демьян. ‘Зато уж чванных не терплю.

[p. 43]

[Nederlands]

Kom, neem nog maar een bordje, ouwe!’
Toen greep, de fijne soep ten spijt,
Foka van narigheid
Zijn riem en muts, geheel ondersteboven,
En is halsoverkop naar huis gestoven.
En onze Foka heeft sindsdien
Zich nooit meer bij zijn buurman laten zien.

Gelukkig schrijvers gij, begaafde kunstenaren,
Maar als ge niet op tijd het zwijgen kunt bewaren,
En niet de oren van uw naaste weet te sparen, -
Dan gaat uw poëzie en proza tegenstaan,
Nog erger dan de vissoep van Demjaan.

1813

[Russisch]

Ну, скушай же еще тарелочку, мой милой!’
Тут бедный Фока мой,
Как ни любил уху, но от беды такой,
Схватя в охапку
Кушак и шапку,
Скорей без памяти домой -
И с той поры к Демьяну ни ногой.

Писатель, счастлив ты, коль дар прямой имеешь;
Но если помолчать во время не умеешь
И ближнего ушей ты не жалеешь, -
То ведай, что твои и проза и стихи
Тошнее будут всем Демьяновы ухи.

De nieuwsgierige

‘Hé vriend, hallo! Waar zat je dan?’
‘In 't rariteitenkabinet, mijn beste man,
Zo'n uur of drie heb ik daar rondgelopen,
Geloof 't of niet, mijn mond viel open.
Het is veel mooier dan ik je vertellen kan.
Ja, echt, er zijn een wonderen daar binnen!
Wat de natuur al niet weet te verzinnen!
Wat daar aan dier en vogel is bijeengebracht!
Vlinders en vliegjes, wandelende takjes,
Kevertjes, torren, kakkerlakjes!
Soms als koraal, soms als smaragd!
En lievevrouwebeestjes met zo'n heel klein kopje,
Heus waar, nog kleiner dan een speldeknopje!’
‘En zag je ook de olifant, groot als een berg,
Het grootste dier van allen?’
‘Was die er dan?’ - ‘Jawel.’ - ‘Wat erg.
Dat is me dan niet opgevallen.’

1814

ЛЮБОПЫТНЫЙ

‘Приятель дорогой, здорово! Где ты был?’
‘В Кунсткамере, мой друг! Часа там три ходи
Все видел, высмотрел; от удивленья,
Поверишь ли, не станет ни уменья
Пересказать тебе, ни сил.
Уж подлинно, что там чудес палата!
Куда на выдумки природа таровата!
Каких зверей, каких там птиц я не видал!
Какие бабочки, букашки,
Козявки, мушки, таракашки!
Одни как изумруд, другие как коралл!
Какие крохотны коровки!
Есть, право, менее булавочной головки!’
‘А видел ли слона? Каков собой на взгляд!
Я чай, подумал ты, что гору встретил?’
‘Да разве там он?’ - ‘Там.’ - ‘Ну, братец, виноват
Слона-то я и не приметил.’