strekkende gevolgen: hij verloor de herinnering aan zijn vroege jeugd. ‘Mijn strijd om me in Australië aan te passen was niet moeilijk, maar het ging wel ten koste van een groot deel van mijn herinneringen. [..] Ik probeerde terug te denken aan Nederland, aan school, en het lukte me niet. Weg. Totaal verdwenen.’ Pas jaren later, toen hij in Japan woonde en niet meer de druk voelde om Australiër te zijn, ontdekte hij zijn wortels. ‘Nadat ik al die jaren had geprobeerd het ene te zijn, kwam ik er achter dat ik in werkelijkheid iets anders was, namelijk een Nederlander.’ Vleeskens publiceert nu zowel in het Engels als in het Nederlands.
Een andere vertegenwoordiger van de tweede generatie herinnert zich hoe ouders en kinderen in twee kampen waren verdeeld als het om de verdediging van het oude tegenover het nieuwe vaderland ging. ‘De bekende ping-pongwedstrijd Holland-Australië speelde zich meestal onder het eten af. Er werd geschreeuwd, mijn zusje begon te huilen. Het waren altijd de kinderen die het opnamen voor Australië en mijn ouders voor Holland.’
Hoe zagen de Nederlands-Australische auteurs van deze manuscripten Australië en de Australiërs? Op het persoonlijke vlak werd de Australiër beschreven als vriendelijk en gemakkelijk in de omgang, maar ook als onbetrouwbaar: veel beloven, weinig doen - en uiterst gevoelig voor kritiek. ‘Wilde je bij de Australiërs in een goed blaadje komen, dan moest je hun land en gewoontes in alle toonaarden prijzen. Dan kon je geen kwaad bij ze doen.’ De Nederlandse auteur Koos Schuur had een soortgelijke ervaring. ‘Ben je een vijand?’ vroeg een Australische vriend hem, nadat hij in een van zijn gedichten de Australiers ‘barbaren’ had genoemd. ‘Alsof iedereen die kritiek heeft op Australië een vijand zou zijn,’ herinnerde Schuur zich later in een radio-interview.
Koos Schuur - die behoorde tot de generatie van de Vijftigers - emigreerde beginjaren '50 naar Australië. Hij schreef er twee boeken over. In de gedichtenbundel ‘Fata Morgana voor Nederlanders’ beschreef hij de desolate ontworteling die veel emigranten aan de andere kant van de wereld doormaakten. In emigrantenkringen werden zijn gedichten vaak aangehaald. Zijn tweede boek ‘De Kookaburra lacht’ bestond uit een verzameling brieven die hij aan zijn vrienden in Nederland schreef over het leven als emigrant. Geen van beide boeken is in vertaling in Australië gepubliceerd. Datzelfde geldt voor het literaire werk van Joop Waasdorp, die zes jaar in de Australische outback leefde, waar hij als krabbenvisser, strandjutter, en loodsmelter