| |
| |
| |
Twee gedichten
John Donne (Vertaling W. Jonker)
Alchemie van de liefde
Wie 't diepst in liefde's mijn groef, die bericht
waar 't middelpunt van haar verrukking ligt.
Ook ik had lief, verwierf,
en sprak - maar ook al groef ik tot ik stierf,
nooit bracht ik dat mysterie aan het licht.
Als de alchemist, die 't zwanger vat vereert
schoon 't geen elixer produceert,
en soms iets vindt dat bijgeval
geneeskracht heeft of geur verspreidt - zó zal
een minnaar dromen van een zomernacht
vol zaligheid, waar winterweer hem wacht.
| |
Loves alchymie
Same that have deeper digg'd loves Myne than I,
Say, where his centrique happinesse doth lie:
I have lov'd, and got, and told,
But should I love, get, tell, till I were old,
I should not finde that hidden mysterie;
And as no chymiqne yet th'Elixar got,
But glorifies his pregnant pot,
If by the way to him befall
Some odoriferous thing, or medicinall,
So, lovers dreame a rich and long delight,
But get a winter-seeming summers night.
| |
| |
| |
[Nederlands]
Zinloze zeepbelschim! Moeten dááraan
tijd, eer, gemak, en spaarzaamheid verdaan?
Smaakt, net als ik, per slot
mijn knecht óók liefdes allerhoogst genot
als hij de bruilofts-hoon maar kan doorstaan?
Verneemt die stumper - die,
verliefd, háár geest voor engelachtig houdt,
en zweert: 'de geest, en niet het lichaam trouwt' -
niet óók der sferen harmonie
in ruwe, schorre trouwdagpoëzie?
Hóe geestig ook, de vrouw mist geest. Hóe zoet,
een mummie is 't, waarin een demon woedt.
| |
[Engels]
Our ease, our thrift, our honor, and our day,
Shall we, for this vaine Bubles shadow pay?
Ends love in this, that my man,
Can be as happy'as I can; If he can
Endure the short scorne of a Bridegroomes play?
That loving wretch that sweares,
'Tis not the bodies marry, but the mindes,
Which he in her Angelique findes,
Would sweare as justly, that he heares,
In that dayes rude hoarse minstralsey, the spheares.
Hope not for minde in women; at their best
Sweetnesse and wit, they'are but Mummy, possest.
| |
De Verjaardag
Zo vorst als gunsteling heeft weer
met geest en schoonheid, roem en eer,
en met de zon, de maker van de tijd,
een jaar aan de vergankelijkheid gewijd
sinds wij elkaar ontmoetten. Alles zal
tenietgaan, maar, gevrijwaard voor verval,
kent onze liefde tijd noch duur,
gister noch morgen, en als levend vuur
voortsnellend, ons tot blijvende gebuur,
viert zij haar eerste, laatste dag: haar eeuwig uur
| |
The anniversarie
All Kings, and all their favorites,
All glory of honors, beauties, wits,
The Sun it selfe, which makes times, as they passe,
Is elder by a yeare, now, than it was
When thou and I first one another saw:
All other things, to their destruction draw,
Only our love hath no decay;
This, no to morrow hath, nor yesterday,
Running it never runs from us away,
But truly keeper his first, last, everlasting day.
| |
| |
| |
[Nederlands]
Twee graven bergen jouw en mijn
gebeente eens, en 't moet zo zijn:
de dood scheidt. Ach, als vorsten derven wij
(en ik ben vorst in jou, en jij in mij)
na 't sterven oor en oog, zo vaak gevoed
met eden en der tranen zilte zoet.
Maar zielen waar slechts liefde leeft
(al toeven er gedachten) hen doorweeft
straks meerder liefde dan de wereld geeft:
als 't lichaam grafwaarts daalt, de ziel háár graf ontzweeft.
Dan zijn wij zalig en volmaakt:
de staat waar ieder toe geraakt.
Hier zijn wij koningen en niemand kan
zo'n koning zijn, noch onderdaan ervan.
Hoe veilig zijn wij! Buiten ons bestaat
geen mens die ons kan treffen door verraad.
Laat ons niets vrezen, feit noch waan,
de liefde adelen, en binnengaan
in jaar na jaar na jaar van ons bestaan
tot vijfmaal twaalf: één tel. Dan vangt ons rijk pas aan.
| |
[Engels]
Two graves must hide thine and my coarse,
If one might, death were no divorce.
Alas, as well as other Princes, wee,
(Who Prince enough in one another bee,)
Must leave at last in death, these eyes, and eares,
Oft fed with true oathes, and with sweet salt teares;
But soules where nothing dwells but love
(All other thoughts being inmates) then shall prove
This, or a love increased there above,
When bodies to their graves, soules from their graves remove.
And then wee shall be throughly blest,
But wee no more, than all the rest;
Here upon earth, we'are Kings, and none but wee
Can be such Kings, nor of such subjects bee.
Who is so safe as wee? where none can doe
Treason to us, except one of us two.
True and false feares let us refraine,
Let us love nobly, and live, and adde againe
Yeares and yeares unto yeares, till we sttaine
To write threescore: this is the second of our raigne.
|
|