De Tweede Ronde. Jaargang 13

[p. 94]

Drie gedichten
Simon Knepper^*

The Voice
(voor Heinz Polzer)

O de stem die zovelen genot heeft gebracht
O dat heerlijke timbre die wondere kracht
Ongekunsteld en smetteloos als een smaragd
Als een blinkende ster in de zomerse nacht
O trompetter uit hemelse dreven
Wie zou niet voor uw majesteit beven?

Nu eens teder en zacht als een bries door het graan
Als een roos die voortijdig teloor is gegaan
Als de smeltende blik van een meisjessopraan
Die zich juist aan een wijting tegoed heeft gedaan
Als fluweel, gentiaan, als de stervende zwaan
Of een visserscafeetje niet ver hier vandaan
In het sfeervolle Koog aan de Zaan

Dan weer woest en vernietigend als een vulkaan
Furieus als een weerwolf bij wassende maan
Als een overgevoelige dorpskapelaan
Die aan heftige prikkeling bloot heeft gestaan
Als een stier, een vulkaan, als een tochtige haan
Of het rauwe gebrul van een oude Sjamaan
Die zijn tong heeft gebrand aan de kraan

O de wetten der toonvorming tartende bard
Die de harten verwondert, de geesten verwart
En de winden op slag doet verstillen
Dat uw spotzieke brein
Onverwoestbaar mag zijn
En uw gorgel voor eeuwig mag trillen

* Deze gedichten zullen deel uitmaken van de bundel ‘De geur van Zeeuwse meisjes’ die deze zomer bij Uitg. Bert Bakker verschijnt.

[p. 95]

Lex barbarorum

Het oor dat ik gewoonlijk
Ter linkerzijde draag,
Is hedenmorgen buiten dienst
En suist alleen gestaag.

Waartoe zo'n oor te sparen?
Zo'n oor verdient een les.
Bezorg mij daarom onverwijld
Een handzaam keukenmes.

Want onbekwame leden
Gelijk het Schriftwoord leert
Bezoedelen het lichaam
En dienen geroyeerd.

In de spiegel

De grijns van deze schrale heer
Ontstelt mij elke morgen zeer.
Hoe grillig is het leven:
Ik ben mijzelf gebleven,
Maar lijk volstrekt niet meer.