De Tweede Ronde. Jaargang 13(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Vlinders Staf de Wilde I Hij weet niet wat hij aan moet met dit wezen zij loopt zijn kamer in haar lichaam een korf vlinders ze licht het deksel op volgt een verhaal van vleugels en huid is maar om op te schrijven huid is alleen een uitvlucht voor trillen dat niet stil wil zijn dit is geluk, zegt ze, het laat zich kennen als raaskallen, drukte van insecten met tevelen in één zwerm zoals haar ogen hem bekruipen hun kuifje schuiven tot hij huivert hij weet niet meer hoe hij het heeft zoals zij hem heeft: lief en wat hij van haar houdt van haar overhoudt: licht als soortelijk gewicht van woorden [pagina 67] [p. 67] II haar geluid wanneer hij in haar is huilt ze, juicht ze (hij stuitert als een bal, denkt hij, in een kamer vol kristal) ze legt haar lichaam gelijk een mantel voor zijn voeten en hij knielt, hij kust dit leven, dit jonge, als heilige grond kon hij haar zegenen een boodschap brengen van vrede (de belofte dat het nooit zal regenen naast de bloemen op haar treden) zijn geluid wanneer zij om hem is kermt hij, kijft hij op de goden die zo sterfelijk zijn op de poort waar hij niet binnen durft zij gloeit, zij is een stad die uitdeint tot een ster en hij die door de ruimte roeit: nog zo ver, al zo ver Vorige Volgende