Inhoudelijke tweedeling, het grondkenmerk van ballade en sonnet, treedt hier op doordat
de losse regel (afsluiting van het eerste gedeelte) een uiterlijk onzichtbare verandering
ondergaat als aanhef van het vervolg.
We zien hier twee vijfregelige strofen, waarvan respectievelijk de regels 5 en 1 samenvallen.
Bij het schrijven stelt men allereerst die kernregel op, waarna men de voortzetting
uitwerkt. Vervolgens schrijft men de inleiding, naar behoren aansluitend op r. 5.
Voor de bevalligheid zou men er twee kwintijnen (abaa b abba) van kunnen maken,
maar dan werd het nog lastiger. Daarom dit schema, waarvoor de naam spiegelrijm
niet onaardig zou zijn, maar minder functioneel dan scharnier.