De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Aan zee Leo Vroman Het wilde ratje had blijkbaar iets gevonden wilde nog eventjes heen en weer en had toen in tien seconden half Plum Beach overgestoken: eerst weg van het snelverkeer de berm af tussen gebroken schelpen en wilde witte rozen en bontgekleurde scherven en bloemen en verscheurde maar lege kartonnen dozen dan het zwarte fietspad over en het door mensborsthoge bossen van herderstasjes opgebarsten voetpad. Wij intussen liepen van daar tussen de duingrassen en poison ivy en zee lavendel naar het moeras en? Wat zagen wij daar? Twee reuzeneieren van gesmolten zwart wit en weer gestold glas: nachtreigers roerloos en toen haast helemaal vlak naast ons twee duisterblauwe kleine blauwe reigers lopend met een sierlijkheid alsof zij hoopten daarin een wedstrijd te winnen. Maar verder weg, de zwarte ibissen die neergleden in het riet en weer omhoog flapten en die kleine zilverreigers op hun gele pantoffels die speelden niet mee. [pagina 52] [p. 52] En wij dan wij sloften de duinen door naar modderstrand en zee en? Wat zagen we daar? Op die lage modderbank? In rode oranje en donkere gewaden? Waren die vrouwen aan het baden? Ze plasten niet hun lange kletsnatte kleden pasten zich aan op de platte golven van de oceaan. Allen baden en ze hadden zwarte zakken vol dingen staan. Zij bleven bidden terwijl het water steeg hun eiland kromp en ze verplaatsten de zakken meer naar het midden en ten slotte spreidden twee mannen een doek waar alles op werd gelegd en iets uit gegeten en over gezegd toen waadden ze naar het strand baden nog even, twee kwamen onze kant uit zodat ik iets vroeg en een man zei het is Hindu Er is water voor nodig zei hij en gebaarde naar de bewierde klei de slakjes en stukjes keukengerei en dingetjes levend van het getij. Daar wordt men schoon van zei hij. Maar geneest het als de Ganges vroeg ik. Nee zei hij maar het is schoon genoeg. Ze vertrokken en eventjes later stonden wij op en liepen naar het water. Daar dreven door hen achtergelaten groepjes bonte bloemen offeranden tussen het drukwerk de visgraten en plastic bekertjes van andere religies en verbeten stranden. [pagina 53] [p. 53] Nu is het heet vijf en dertig graden in de bomen verdroogt het zweet het witte gesis van de cicaden vult hun kruinen als kokende gist Bomen bomen aan je ingemetselde voet onder gloeiend asfalt en cement weet ik je wortels ondervoed onderworpen oud en onderkend Weer lijkt het of ik leef of ik samen met mijn aarde stik en toch door blijf dromen daar onder het hermetische trottoir van een woning die toch eens bestond achter weggevallen luiken de ramen gapende van de struiken een huis dat rustte op rulle grond waar ik de adem van kon ruiken en de maden van verstond of een gewoon maar afgelegen zandkasteel het weer ten prooi gotisch geworden van de regen en zo onbewoonbaar mooi als de zee Brooklyn, 21 aug. 1988 Vorige Volgende