fascisten, Franschen of Duitschers zijn. Ik heb een instinctmatige afkeer voor overwinnaars, wie of wat ze ook zijn mogen en het zou mij liever zijn dat zij aan den slag bleven tot beide partijen, na een eeuw of zoo, zich plotseling zouden afvragen “zijn wij eigenlijk niet gek?”’
Zand erover... Het Borms-gedicht blijft Elsschot bezig houden. Op 19 juli 1947 schrijft hij een briefje aan Jozef Muls, waaruit blijkt dat hij aan het gedicht is blijven werken:
‘Amice, Het gedicht dat ik u zond is onvolledig. Tusschen de 6e en de 7e strophe (dus na: waarvan 't infame werk enz.) moeten de volgende 4 regels ingelascht worden:
Nog glom een laatste sprank: Oranjes vrome telg
verheft des Zwijgers stem en schut dien stoeren Belg.
Uw nood, helaas, drong niet tot in de troonzaal door:
wie eenmaal is gedoemd vindt nergens meer gehoor.’
En daarmee is het gedicht voltooid. Jaren laten (in 1958) komt Elsschot er nog een keer op terug in een gesprek met Jan C. Villerius: ‘En dan dat vers over Borms! Al die strofen, dat was een heel karwei, maar ik heb mijn best gedaan. Het was mijn bedoeling iedereen zijn deel te geven: de Belgen, de Hollanders, de Regent hier, Hare Majesteit bij jullie, de Paus, de katholieken en zo is het gebeurd.’
Maar voorlopig bezorgt het Borms-gedicht Elsschot alleen maar ongemak. Zijn ‘linkse’ vrienden hebben zich van hem afgewend, terwijl het vers in foute kringen furore maakt. Aan Frans Buyens die een studie over hem wil publiceren schrijft Elsschot:
‘Deze om er u nog eens uitdrukkelijk op te wijzen dat ik wens dat u geen melding maakt van het gedicht dat ik aan B. gewijd heb. Het werd niet gedrukt en u wordt dus verondersteld het niet te kennen. In ieder geval past het niet, te schrijven over een gedicht dat niet voor het voetlicht van de publieke opinie gebracht werd. Ik heb ernstige redenen om deze houding aan te nemen. Het gedicht “is mij van het hart” en dat is mij voldoende.’
Ook Frans Smits zal in de herdruk van zijn studie (1952) met geen woord over ‘Borms’ reppen.
Maar inmiddels is een aantal afschriften van het gedicht in omloop en zo kan het gebeuren dat in 1949 een zeer apocriefe versie,