De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Zes gedichten
| |
[pagina 85]
| |
Toon Hermans achternaNiet dat ik ooit iets anders heb verwacht,
maar toch - als ik de zon weer zie verdwijnen
verzucht ik bij het sluiten der gordijnen:
‘Er gaat geen dag voorbij... of het wordt nacht.’
Zegt U nou zelf, is dat niet mooi bedacht?
Of is voor de gewone doorsnee-breinen
zo'n regel slechts een parel voor de zwijnen
en wordt mijn dichtkunst weer niet hoog geacht?
Let dan maar op wie er het laatste lacht:
er kan geen rouwannonce straks verschijnen
of binnen onheilspellend zwarte lijnen
leest U dan weer de dichterlijke klacht
die ieder zal herkennen als de mijne:
‘Er gaat geen dag voorbij... of het wordt nacht.’
| |
[pagina 86]
| |
Stille wenkop voordrachtsavonden Al word ik straks bewierookt en geprezen
de avond hier beschouw ik als mislukt,
als niet, zodra mijn verzen zijn gelezen,
een wonderschoon en zeer lieftallig wezen
zich aan de houdgreep van haar vriend ontrukt
en mij vertederd aan haar boezem drukt
om zo mij te belonen naar den vleze
voor menig onvergank'lijk kunstprodukt.
Doch onder bange vrees ga ik gebukt,
want ik bedrijf op avonden als deze
een ongelukkig soort telekinese:
Geen schone bloem wordt ooit door mij geplukt.
Steeds zijn het lelijkers en zenuwpezen
en dwaze maagden, die ik heb verrukt.
| |
[pagina 87]
| |
Zwarte handelJe ziet in Zuid-Europa op elk strand
met sieraden omhangen negers lopen,
die bezig zijn de kustlijn af te stropen
op jacht naar een geïnt'resseerde klant.
Dan klappen zij hun uitstalkoffers open,
ze vissen bonte lappen uit een mand
en spreiden trots hun boeltje op het zand
alsof zij ziel en zaligheid verkopen.
Ooit togen Witte Paters naar hun land
met kralen, spiegeltjes en benen knopen
in ruil waarvoor men zich wat graag liet dopen,
maar nu komen de zwartjes van hun kant
met al die snuisterijen uit de tropen
en doen ze hier aan ons weer van de hand.
| |
[pagina 88]
| |
Sonnet voor PelleboerHet weer vertoont een ergerlijk gedrag:
Het is nu al een zomer lang een kwelling
en elke dag opnieuw in tegenstelling
met wat de dag daarvoor De Bilt voorzag.
De elementen zijn totaal van slag;
zij houden ons in ijzige omknelling
vanaf de Mokerhei tot aan Terschelling
en leiden reeds tot nationaal beklag.
Maar morgen gaat het weer dus op de helling
en overmorgen gaat het overstag
en daarna wordt het dag na dag na dag
steeds beter in steeds hogere versnelling,
wanneer ik de meerdaagse weersvoorspelling
tenminste dit keer wel geloven mag.
| |
[pagina 89]
| |
ZeeslagTerwijl het strand, veroverd door de eb,
natuurlijk door de vloed herwonnen wordt
en allengs tot de helft wordt ingekort
ervaar ik weer wat ik ervaren heb:
Een kleine jongen ben ik met een schep,
hardnekkig vechtend voor een wankel fort
totdat het aanstonds toch is ingestort -
de zee geeft op het laatst de volle mep;
een klap, die onafwendbaar komen moet,
maar toch, bij elke aanval van het water
verweer ik, driftig scheppend, mij fanater
en weet ik niet van wijken voor de vloed.
Ook nu, een half bestaan of meer al later,
geeft mij de wanhoop dikwijls nieuwe moed.
|
|