De Tweede Ronde. Jaargang 8(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] Zij tweeën James Lasdun (Vertaling J. Eijkelboom) Hun levens veranderen in goud. De deur staat stijf van brons, zijn eigen deftige portier - een afscheidshand duikt op uit het metaal waarnaar ik grijp. Zie hier hoe zomergloed als lak over de vloer gaat. Ik stap naar binnen. In een pendule slaat de hamer een signaal. De veer ontrolt zich zichtbaar onder glas. Alsof een lichaam werd gevild om wille van een ziel en elk ding, op de verborgen hartslag van tijds trommel na, werd blootgelegd... Hun kamers bergen geen geheim; ik leid hen tweeën af uit elke hoek, zelfs uit een plantenbak waarin een tulpesteel als alchemist de grond omzet in glazig-gouden schelpen. The two of them Their lives are turning into gold. The door Bristles with brass, its own commissionaire - A valedictory hand swims up Through metal as I grasp it, then the glare Of summer spills like lacquer on the floor. I step inside. A domed clock's pendulum Taps out a rally. Under glass, the spring Visibly unwinds. It's like a body Flayed open for its soul, where everything But the invisible, heartbeat-beaten drum Of time itself is shown... Their rooms withhold No secrets; I deduce the two of them From every corner - even a window box, The alchemist in the tulip stem Transmuting earth to shells of glassy gold; [pagina 157] [p. 157] [Nederlands] Zij leven in die glans, van 's ochtends als ik zie hoe een van hen stofs sterrebeelden van het vernis veegt, de weerschijn van het geel katoen opkomt en lichter wordt, tot die stof zelf, net toen het goud zou worden, erop stiet en het weer uitblies... Soms tref ik ze aan in de tuin, gin in de hand, de prik nog bruisend door het glas, insecten op hun huid als korrels zand en luie vingers rond limoenen in een schaal. Zomeravonden... stilte als een laken met moeten erin van geluid, voorbij de muur, als een reuzenklok - en nu en dan valt 's nachts een gouden tennisbal, bijna van vuur, uit het duistere blauw, stuitert voor onze voeten. Dit duiveltje rolt grappig om ons heen tot het bij iemands stoel stopt en zich neerlegt. Dan is het als een kilte, en ik bedenk hoe het zal zijn als ik ze niet meer aantref, eerst van hun tweeën één, dan geen. [Engels] They're in this sheen, from mornings when I'd watch One of them brush the zodiacs of dust From varnished wood, the yellow cotton's dark Reflection rising, brightening, till just As it was turning into gold, the touch Of its own substance snuffed it out... Sometimes I find them in the garden, gin in hand. The fizz still showering upward through the glass, While insects brush their skin like sprinkled sand And lazy fingers spin a bowl of limes - Summer evenings... silence like a sheet Pockmarked by a sound, beyond the wall, Like a giant clock - and once or twice a night, A golden, almost luminous tennis ball Drops from the dark blue, bounces round our feet, A compact imp that skitters on in fun, Idling to a halt at someone's chair. And then it's like a chill, and I imagine Arriving to discover no one here, The two of them now one of them, now none. Vorige Volgende