De Tweede Ronde. Jaargang 8(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Twee gedichten Vladislav Chodasevitsj (Vertaling Werkgroep Slavistiek Leiden) Voor de spiegel Nel mezzo del cammin di nostra vita Terwijl ik mijzelve aanschouwde Dacht ik: Ik, wat een zinloze kreet. Heeft ooit moeder van die daar gehouden, Van die gelige, grijzige, koude, Die net als de slang alles weet? Is die jongen die 's zomers op feesten In Ostankino danste en zong, Dezelfde die nu door de meeste Naïeve poëtische geesten Wordt gevreesd om zijn vlijmende tong? Die in nachtelijk twisten verbrandde Alle vuur van zijn jeugdig gemoed, Ben ik dat die door schade en schande Ieder tragisch gesprek laat verzanden En er liever het zwijgen toe doet? Maar zo is het altijd halverwege Het noodlottige aardse bestaan: Van het een naar het ander gedreven, En opeens door woestijnen omgeven, Ieder spoor is verloren gegaan. Nee, geen panter deed mij belanden Op een zolder in Montparnasse. Geen Vergilius reikt mij de handen, - Niets dan eenzaamheid - binnen de randen Van het waarheid sprekende glas. (1924) Перед зеркалом Nel mezzo del cammin di nostra vita. Я, я, я. Что за дикое слово! Неужели вон тот - это я? Разве мама любнла такого, Желтосерого, полуседого И всезнающего, как змея? Разве мальчик, в Останкине летом Танцовавший на дачных балах, - Это я, тот, кто каждым ответом Желторотым внушает поэтам Отвращение, злобу и страх? Разве тот, кто в полночные споры Всю мальчишечью вкладывал прыть, - Это я, тот же самый, который На трагические разговоры Научнлся молчать н шутить? Впрочем - так и всегда на средине Рокового земного пути: От ничтожной причины - к причине, А глядишь - заплутался в пустыне, И своих же следов не найти. Да, меня не пантера прыжками На парижскиӣ чердак загнала. И Виргилия нет эа плечами, - Только есть одиночество - в раме 'оворящего правду стекла. 1924 [pagina 133] [p. 133] [Het is een vreugde en een last] Het is een vreugde en een last Een afgetakeld lijf te dragen. Wat vroeger wild en bloeiend was Is nu vermoeid en aangeslagen Het bloed gaat in een trage stroom, De moegeworden schouders zakken. Zo nijgt een volle appelboom Onder gewicht van eigen takken. Gij jongelieden hebt geen weet Van tederheid en smart die maken Dat bomen met hun bladerkleed Eens nog de aarde willen raken. (1920) И весело, и тяжело Нести дряхлѣющее гѣло. Что буйствовало и цвѣло, Теперь набухло и поарѣло. И кровь по жнламь не спѣшнть, И рукн повисають сами. Такь яблонь осенью стонть, Отягощениая плодамн, И не постнгнуть юнымъ, вамъ, Всей нѣжностн неодолимой, Съ какою хочется аѣтвямъ Коснуться вновь аемли роднмой. 1920. Vorige Volgende