De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 101]
| |
Hoe Robinson geschreven werd
| |
[pagina 102]
| |
en een papegaai geleerd hem 's ochtends te wekken met de woorden: ‘Attentie! Uit de veren, uit de veren! De ochtendgymnastiek begint!’ ‘Heel goed,’ zei de redacteur, ‘en van die konijnen is gewoon geweldig. En precies op het goede moment. Maar, weet u, de grondgedachte van dit werkje is mij niet helemaal duidelijk.’ ‘De strijd van de mens tegen de natuur,’ deelde Moldavantsev met gebruikelijke bondigheid mede. ‘Jawel, maar het sovjetelement ontbreekt.’ ‘En de papegaai dan? Die neemt in het verhaal de plaats van de radio in. Een ervaren programmamaker.’ ‘De papegaai is goed. En de moestuinketen is goed. Maar de sovjetmaatschappij komt er niet in naar voren. Waar is bijvoorbeeld het plaatselijk vakbondscomité? En de leidende rol van de vakbond?’ Moldavantsev werd ineens ongerust. Toen hij het gevoel kreeg dat ze zijn roman wel eens zouden kunnen weigeren, was zijn zwijgzaamheid op slag verdwenen. Hij werd welsprekend. ‘Hoezo een plaatselijk vakbondscomité? Het is toch een onbewoond eiland?’ ‘Absoluut juist, onbewoond. Maar een plaatselijk vakbondscomité moet er zijn. Ik ben geen woordkunstenaar, maar als ik u was zou ik er een comité in doen. Als sovjetelement.’ ‘Maar de hele plot is er op gebaseerd dat het eiland onbewoond is...’ Op dat moment keek Moldavantsev toevallig naar de redacteur en onderbrak zichzelf. De ogen van de redacteur stonden zo vol lente en er straalde zoveel maartse leegheid en blauwheid uit, dat hij besloot een compromis te sluiten. ‘U hebt gelijk,’ zei hij, zijn vinger opheffend. ‘Natuurlijk. Dat ik dat niet meteen heb gezien. Er worden twee mensen bij de schipbreuk gered: onze Robinson en de voorzitter van het plaatselijke vakbondscomité.’ ‘En nog twee kaderleden,’ zei de redacteur kil. ‘Aj!’ piepte Moldavantsev. ‘Niets te aj-en. Twee kaderleden, vooruit, en een activiste, die de contributie ophaalt.’ ‘Waarom nog een contributieophaalster? Wiens contributie moet ze dan innen?’ ‘Van Robinson.’ | |
[pagina 103]
| |
‘De voorzitter kan Robinsons contributie toch innen. Die heeft toch niets te doen.’ ‘Daarin vergist u zich, kameraad Moldavantsev. Dat kunnen we absoluut niet toelaten. De voorzitter van een plaatselijk vakbondscomité mag zich niet met dergelijke kleinigheden bezighouden en rondrennen om de contributie op te halen. Daar vechten we tegen. Hij moet zich met serieus leidinggevend werk bezighouden.’ ‘Dan kan een contributieophaalster er ook nog bij,’ gaf Moldavantsev toe. ‘Dat is zelfs goed. Dan kan ze trouwen met de voorzitter of met die Robinson. Dat zal het ook aardiger maken om te lezen.’ ‘Die moeite zou ik me besparen. U moet u niet verlagen tot een driestuiversromannetje, tot ongezonde erotiek. Laat haar gewoon de contributie ophalen en die in een brandkast opbergen.’ Moldavantsev sprong van de divan op. ‘Neemt u me niet kwalijk, een brandkast, dat kan niet op een onbewoond eiland!’ De redacteur verzonk in gepeins. ‘Wacht eens even,’ zei hij, ‘ergens in het eerste hoofdstuk hebt u een schitterende passage. Tegelijk met Robinson en de leden van het plaatselijke vakbondscomité werpt de golf verschillende voorwerpen op het strand...’ ‘Een bijl, een karabijn, een kompas, een vaatje rum en een fles met een middel tegen scheurbuik,’ somde de schrijver triomfantelijk op. ‘Die rum schrapt u,’ zei de redacteur snel, ‘en verder, wat doet die fles met een middel tegen scheurbuik daar? Waar is dat goed voor? Een fles met inkt is beter! En beslist een brandkast.’ ‘Wat moet u toch met die kast! De contributie kan heel goed in een holte van een apebroodboom bewaard worden. Wie zal dat nou stelen?’ ‘Hoezo wie? En Robinson dan? En de voorzitter van het plaatselijke vakbondscomité dan? En de kaderleden dan? En de winkelcommissie dan?’ ‘Is die dan ook gered?’ vroeg Moldavantsev lafhartig. ‘Ja, die ook.’ Er viel een stilte. ‘Heeft de golf soms ook een vergadertafel aan land gespoeld?’ vroeg de auteur venijnig. | |
[pagina 104]
| |
‘Zeer zeker! Je moet voorwaarden scheppen waaronder de mensen kunnen werken. Dus een karaf water, een belletje, een tafellaken. Wat voor tafellaken de golf aan land spoelt doet er niet toe. Het mag een rooie zijn, maar een groene is ook goed. Ik wil de scheppende kracht van de kunst niet beteugelen. Kijk, mijn beste, wat je in de eerste plaats moet doen is de massa uitbeelden. De brede gelederen der arbeiders.’ ‘Een golf kan geen massa aan land spoelen,’ hield Moldavantsev halsstarrig vol. ‘Dat gaat dwars tegen de plot in. Denkt u eens in! Een golf spoelt plotseling enige tienduizenden mensen aan land! Dat is toch te gek om los te lopen.’ ‘Trouwens een zekere hoeveelheid gezonde, opbeurende, levensblije humor,’ onderbrak de redacteur hem, ‘kan ook geen kwaad.’ ‘Nee! Dat kan een golf niet doen!’ ‘Waarom een golf?’ vroeg de redacteur zich ineens verbaasd af. ‘Hoe kan er anders een massa op het eiland terechtkomen? Het is toch een onbewoond eiland?!’ ‘Wie heeft u gezegd dat het onbewoond is? U brengt mij in de war. Alles is duidelijk. Er is een eiland, liever nog een schiereiland. Dat is rustiger. En daar speelt zich een reeks vermakelijke, frisse, interessante avonturen af. Er wordt vakbondswerk gedaan, soms niet helemaal genoeg. De activiste ontdekt wat onrechtmatigheden, op het gebied van het innen van de contributie bijvoorbeeld. De brede gelederen helpen haar. De voorzitter toont berouw. Aan het einde kan je een algemene vergadering laten plaatsvinden. Dat is erg effectief, zeker in artistiek opzicht. Punt.’ ‘En Robinson?’ stamelt Moldavantsev. ‘Ja, goed dat u me helpt herinneren. Robinson stoort mij. Gooi hem er maar helemaal uit. Een onzinnige, door niets gerechtvaardigde zeurkous.’ ‘Ik begrijp het,’ zei Moldavantsev met een grafstem. ‘Morgen is het af.’ ‘Het beste. Maak er iets moois van. Overigens, bij u vindt aan het begin van de roman een schipbreuk plaats. Weet u, dat is nergens goed voor, een schipbreuk. Laat die schipbreuk maar weg. Dat is onderhoudender. Vindt u niet? Dat is alles. Het ga u goed!’ Toen hij weer alleen was glimlachte de redacteur verheugd. ‘Eindelijk,’ zei hij, ‘zal ik een werkelijk avontuurlijk en bovendien gegarandeerd origineel verhaal krijgen.’ (1932) |
|