De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Rijmen voor Rawie
| |
[pagina 77]
| |
IIIJean Pierre Rawie, dat was een aanslag op de nerven
van je familie en je vriendenschaar:
verzamelbundel klaar, receptie daar,
maar jij, de jonge dichter, lag op sterven.
Vandaag dan toch nog 38 jaar:
gelukgewenst (roem zul je tóch verwerven).
Je dichterschap kan niemand van je erven,
dus krabbel op en maak er nog een paar.
37 is de laatste kans
die het criterium van Komrij biedt
dat dichters jonggestorven kunnen zijn.
Je bent ontsnapt aan deze dodendans:
nu nog aan drank en valium en speed,
om 't beste van de rest te maken, zwijn!
| |
IVGedoemde dichter, aan de dood ontsnapt,
en opgestaan - voorwaar een medisch wonder -
je oeuvre-opbouw kon niet afgeronder
indien je levensdraad was afgeknapt.
Maar kijk eens aan, je oogde nooit gezonder
dan nu je door de ziekenkamer stapt.
Wel dien je levenslang niet meer getapt,
maar daar ben je niet al te treurig onder.
Kunstbroeder, als je doordicht, al maar ouder,
schrijf ik misschien, ook zelve oud van jaren,
over die stapel bundels van Rawie:
‘Ach, vóór 2000 was 't nog poëzie,
maar ik vind alles vanaf Gouden Aren
typisch het werk van een geheelonthouder.’
| |
[pagina 78]
| |
VHoewel wij weten: ‘Alle vlees is gras’,
zoals Jesaja heeft geprofeteerd,
was iets te prematuur geconcludeerd
dat ook je alvleesklier genezen was.
De pseudokyste in het pancreas
die is ontstaan, moet eerst geopereerd,
en pas als deze op de maag draineert
zullen we mogen zeggen: je genas.
Helaas, principeloze moralist,
verblijf je nu nog weken langer hier
dan je verwachtte, in het amc.
Je moet maar denken, goede vriend jp:
beter een kyste in je alvleesklier,
dan al je vlees en klieren in een kist.
| |
VITerwijl jij blijven moest in Amsterdam,
reed ik met Boerstoel richting Groningen,
om daar met nòg twee verzenkoningen,
Ivo en Driek, in Veenlust te Veendam,
met vorstelijke rijmvertoningen,
deels ad maiorem Dei gloriam,
deels om de dagelijkse boterham,
te arbeiden tegen beloningen.
Je Geld maakt niet gelukkig vrienden zongen
die eerste mei - Dag van de Arbeid, jongen -
je liederen in speels klassieke sfeer.
Arbeider in de wijngaard van de Heer,
geef ons nog jaren jouw primeurs te drinken
- Château Rawie - om eeuw na eeuw te klinken.
| |
[pagina 79]
| |
VIINa vijftien jaren, goede vriend Jean Pierre,
las ik je eerste schepping: Rimes hautaines,
destijds gestuurd aan je contemporaine
stadgenoot-dichter ‘Drique, cher confrère’.
Je brief, in Reviaanse mise-en-scène,
noemt deze verzen Sept poèmes d'hiver;
je tooit ze met een bloem van Baudelaire
en voelt je reeds vervloekt als een Verlaine.
Maar, Baudelaire van het Boterdiep,
Verlaine van de veenkoloniën,
voor velen uiterlijk het dichtertiep,
zien je verguizers met hun troniën
nog steeds niet dat het oeuvre dat je schiep
van stond af aan op eigen voeten liep?
| |
VIIIJean Pierre Philippe Auguste chevalier
Rawie, een naam die staat voor een époque:
een jonge dichter, met een grote slok,
vijf eigen verzen, en vertaald nog twee.
Dat drinken leidde nu tot snijdend wee
plus longontsteking, door een streptococ;
toen jij, half dood, de slangen uit je trok,
werd je steeds meer een grote porte d'entrée.
Jean Pierre Rawie, nu is het uit daarmee.
Je schreef een Ilias vol levenswrok,
Oude gedichten, klinkend als een klok.
Dicht nu, gerijpt, je eigen Odyssee.
En zit je vast, vertaal ons dàn, jp,
Albert Samain of Aleksandr Blok.
|
|