De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Light Verse | |
[pagina 72]
| |
Twee onzinnige rijmenGa naar voetnoot*
| |
Inhuman Henry of cruelty to fabulous animalsOh would you know why Henry sleeps,
And why his mourning Mother weeps,
And why his weeping Mother mourns?
He was unkind to unicorns.
No unicorn, with Henry's leave,
Could dance upon the lawn at eve,
Or gore the gardener's boy in spring
Or do the very slightest thing.
No unicorn could safely roar,
And dash its nose against the door,
Nor sit in peace upon the mat
To eat the dog, or drink the cat.
Henry would never in the least
Encourage the heraldic beast:
If there were unicorns about
He went and let the lion out.
The lion, leaping from its chain
And glaring through its tangled mane,
Would stand on end and bark and bound
And bite what unicorns it found.
| |
[pagina 73]
| |
[Nederlands]Als Maurits bloed zag aan zijn bek,
kreeg hij dan wroeging? Ben je gek!
Welneen! Hij kraaide van plezier,
de klier! Hij deugde voor geen zier.
Maar d'eenhoorn is een sluwe vos;
dus zagen zij de huisleeuw los,
dan werden zij meteen gewaar
het hen bedreigende gevaar.
Er is geen leeuw die evenaart
een eenhoorn in zijn volle vaart.
Een eenhoorn bijt je maar één keer,
maar één en ook geen keertje meer.
De leeuw gaf 't op dus. Slecht gezind,
zocht hij het bloedbeluste kind.
Hij sloeg één klauw om Maurits heen
en beide kaken in diens been.
‘Koest leeuw!’ kreet Maurits, ‘koest en vlug!
Geef mij terstond mijn been terug!’
Doch, heeft een huisleeuw eenmaal beet,
dan wordt hij stokdoof en hij eet.
Voordat hij kopje onder ging
klonk nog vol verontwaardiging
als laatste woord uit Maurits' kop:
‘Ik ben geen eenhoorn, leeuw! Hou op!’
Dat moeder weent op Maurits' graf
is om de reden die ik gaf.
Bedenk u eer gij eenhoorns sart.
Sluit ze maar liever aan uw hart.
| |
[Engels]And when the lion bit a lot
Was Henry sorry? He was not.
What did his jumps betoken? Joy.
He was a bloody-minded boy.
The Unicorn is not a Goose,
And when they saw the lion loose
They grew increasingly aware
That they had better not be there.
And oh, the unicorn is fleet
And spurns the earth with all its feet.
The lion had to snap and snatch
At tips of tails it could not catch.
Returning home in temper bad,
It met the sanguinary lad,
And clasping Henry with its claws
It took his legs between its jaws.
‘Down, lion, down!’ said Henry, ‘cease!
My legs immediately release.’
His formidable feline pet
Made no reply, but only ate.
The last words that were ever said
By Henry's disappearing head,
In accents of indignant scorn,
Were ‘I am not a unicorn’.
And now you know why Henry sleeps,
And why his Mother mourns and weeps,
And why she also weeps and mourns;
So now be kind to unicorns.
| |
[pagina 74]
| |
Stoute GeertruiZij vluchtte de tuin in, de stoute Geertrui,
voor zus Ans' niet ten onrechte zeer boze bui
en trad op een voorwerp dat lag op haar pad;
het leek wel een pad waar zus Geertrui op trad.
Het leek wel een pad en dat deed het omdat
het voorwerp in kwestie dat wàs: dus een pad.
Nadat daar overheen Geertrui's been was gegaan
was 't er zichtbaar zelfs een die net heen was gegaan.
Geertrui, op die wijze markerend haar spoor,
ging op vleug'len van wind met haar vluchtpoging door
en men hoorde Ans naderen, razend van gram,
bij de pad dien haar zus net het leven benam.
En óf je dat hoorde!: het uitspansel brak
door 't lawaai van een kreet en een krakende smak,
toen zij briesend haar toorn op de bries breed uitmat
eer, in onmacht zij uitgleed op Geertrui d'r pad.
Geertrui, door de zool van heur laarsje gered,
ontkwam haar uitzinnige zuster maar net.
Sindsdien treedt, als zij 't weer eens bij Ans heeft verbruid,
zij, waar mooglijk, steevast op een pad of een puit.
As into the garden Elizabeth ran
Pursued by the just indignation of Ann,
She trod on an object that lay in her road,
She trod on an object that looked like a toad.
It looked like a toad, and it looked so because
A toad was the actual object it was;
And after supporting Elizabeth's tread
It looked like a toad that was visibly dead.
Elizabeth, leaving her footprint behind,
Continued her flight on the wings of the wind,
And Ann in her anger was heard to arrive
At the toad that was not any longer alive.
She was heard to arrive, for the firmament rang
With the sound of a scream and the noise of a bang,
As her breath on the breezes she broadly bestowed
And fainted away on Elizabeth's toad.
Elizabeth, saved by the sole of her boot,
Escaped her insensible sister's pursuit;
And if ever hereafter she irritates Ann,
She will tread on a toad if she possibly can.
|
|