De Tweede Ronde. Jaargang 8(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Afscheid van Mariët, of: De staties van verlangen Nico Slothouwer 1 Mariët, nu ik het woord tot je richt in - wel heb ik jou daar - een gedicht, nu weet je zeker wel hoe laat het is. Ik talmen: ‘Leuk toch, een kadootje. Pak elk couplet in crêpepapier, getuigenis als grabbelton.’ Maar eerst - je maakt dit doosje open, het wordt hierbinnen te benauwd. Je doet de touwtjes los - en weg ben ik. 2 'k Zit thuis te niksen. ‘Jongetje, wat gaat er in je om?’ Je zult het goddank nooit meer vragen. Toch nog een handvol antwoord klaar, om mij mee te vermaken - ‘Doctor Zelfzang is zijn stem kwijt.’ ‘Nee mevrouw, Orakel is op descente.’ Dan het beeld van restaurant De Kersentuin, ik zie een wijf dat, in haar soep, met mes en vork het eiwit van 't geel scheidt, het wit in de asbak smijt! Veertien rechters spelen in een hoek backgammon. Dit nietsdoen smaakt naar bitter lemon. Is dit wat je wil weten, schat? [pagina 37] [p. 37] 3 Waar heb je me vandaan, wanneer? Een doordeweekse nacht na tweeën, mooi droef café in de Jordaan. Ik stond daar met collega Kal, beleefd collegiaal te wezen. Maar ik verkoos het leven om me heen toch boven boekenpraat. Ik zag jou naast die conversatie staan. Alleen. Daar moest ik zijn. 't Was onzin wat ik verder zei, en jij - we hadden aan ontmoeten wel voldoende. De nacht, een fiets, een nieuwbouwwijk. We zoenden ergens in een straat. Ik was er nooit geweest. Jij vaak. 4 Kijk, veel blijft voor mij gesloten, lief. Het is de vrouw die kiest. Ik word als man verwezen naar, hoe zeg je dat, de staties van verlangen, fantasie. Breekt die verbeelding, doordat er iemand ís - hartgrondig wordt mijn onderzoek. Dan houd ik vast. ‘Dat koninkrijk van u...’ Is dit het gloren, soms? 5 Ik ging bij je vandaan; geen bed die eerste nacht. Jij had een kopje thee gezet, ik gaf je mijn adres. Een lege tram reed de Van Hallstraat in. Alles goed. Je heette Mariët. [pagina 38] [p. 38] 6 Zei ik: de staties? Och arm, die paar maanden dat wij... zo weinig... We toonden elkaar stukjes paradijs - of was het simpele sterrenacht - en dat was dat. Lekker was op bed een flesje bier, daarna. Dan wilde ik wel weer naar huis. Jammer, dat lopen 's nachts hoort er echt bij. En zo... bezoek ik een vriendin of wat. 7 Jij, jij bent een vrouw. Jij bindt je niet om dát alleen. Jouw houvast hoeft niet zo concreet, het moet totaler. Ik wil dat niet. Ik was destijds verliefd op zoveel vrouw in één - dat heeft me voor een poos ontkracht. Voorlopig moet ik maar alleen. (Begrijp je dit? Het staat er dik terwijl het gaat om bijna niks, een universumpje heb ik gezien in haar, maar ach, ik zal je de details besparen.) Luister, ik heb nagedacht. [pagina 39] [p. 39] 8 Jouw leven boeit me wel, maar toch niet echt. Wat je zegt (je vriend die acht jaar oppervlakkig was), dat is natuurlijk treurig; mij zijn het koolzuurbellen in een glas. Nee, ik zie je meubilair, het blauwe kleedje op de kast, de schemerlamp, de secretaire, het vreemd servies waar ik de naam bij zoek... Dat windt me op. Ik wil met je naar bed. Maar zijn we samen daar? Welnee. En dus, met mijn excuus... Ik loop door de Van Hallstraat terug. Een lege tram maakt daar zijn lus. 't Was goed. Je heette Mariët. Vorige Volgende