[De Tweede Ronde 1987, nummer 1]
Voorwoord
Dit is het derde nummer van De Tweede Ronde dat gewijd is aan de Nieuwgriekse literatuur. De eerdere Griekenland-specials (Zomer 1983 en Lente 1985) zijn verzamelobjecten geworden en dit derde Hellasnummer - weer samengesteld door gastredacteur Hero Hokwerda - is een natuurlijk vervolg. Maar het is meer dan ‘meer van hetzelfde’. De literaire ontwikkelingen zijn niet stil blijven staan bij de grote namen, en het accent ligt dit maal op de jongere generatie.
Centraal staan in dit nummer Aléxandros Ísaris en Násos Vayenás. Ísaris is vertegenwoordigd in drie rubrieken. Hij wordt voornamelijk van zijn surrealistische kant belicht - het surrealisme is aan de Nederlandse literatuur vrijwel voorbijgegaan, maar in Griekenland in de jaren dertig een belangrijke stroming geweest die nog steeds doorwerkt. Een deel van Ísaris' beeldende werk in Tekeningen kan fungeren als introductie tot zijn vaak even hallucinerende literaire wereld. In Vertaald proza van hem een schets die ontstond na een bezoek aan het Mauritshuis in Den Haag, en in Vertaalde poëzie een cyclus gedichten.
Overheerst bij Ísaris de geteisterde binnenwereld, Vayenás lijkt er voortdurend op uit om voor de liefde en de poëzie te redden wat er te redden valt uit het chaotische en brute moderniseringsproces dat zijn land doormaakt na een nog steeds moeilijk te verwerken recent verleden. Voor hem staat alles wat Griekenland tot Griekenland maakt op het spel. Vayenás' imponerende gedicht ‘Biografie’ geeft een beeld van zijn poëzie; in Essay een exposé van zijn poëtica onder de titel ‘Poëzie en werkelijkheid’.
Naast de voornaamste hedendaagse Griekse dichters mochten twee bekende grootheden in Vertaalde poëzie niet ontbreken. Van Elýtis recent werk, uit 1985, en van Kavafis een vijftal door Marko Fondse uit zijn archief opgediepte eigen vertalingen. Over deze vondst en de ontstaansgeschiedenis van andere Fondse-vertalingen in Essay een nieuwe uitgebreide aflevering van ‘Krullen uit de werkplaats’. Een bijdrage voor Essay van Frans van Hasselt over de zanger Kazantzídis moet helaas blijven liggen tot het Zomernummer.
In Vertaald proza een verhaal van Kóstas Tachtsís, al bekend door de vertaling van ‘Het derde huwelijk’. Verder onder meer verhalen over Duitse bezetting en burgeroorlog (Christóforos Miliónis en Thanásis Valtinós) en sensuele impressies in Athene van de Salonikaan Yórgos Ioánnou. In Anthologie vertalingen van twee grondleggers van het Griekse surrealisme, gelicht uit het proefschrift van Andriëtte Stathi-Schoorel.
Ook de Nederlandse literatuur is in dit nummer ruim vertegenwoordigd. Verhalen van Van Teylingen en Wiener, plus een aanvulling op het Dagboek 1945 van Warren, in Nederlands proza. Gedichten van onder anderen J. Eijkelboom, Eva Gerlach en Jean Pierre Rawie in Nederlandse poëzie en van Charlotte Mutsaers, Drs. P, Nico Scheepmaker en Driek van Wissen in Light Verse. Met ingang van dit nummer completeert een variarubriek, De rondvraag, ons aanbod. Dat dit nummer kon uitdijen tot 224 pp. is te danken aan steun van de Griekse ambassade en particuliere bijdragen.
Redactie