De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Vertaald proza | |
[pagina 108]
| |
Verkrachtingsfantasieën
| |
[pagina 109]
| |
‘Verkrachtingsfantasieën,’ zei Chrissy. Ze is receptioniste en zo ziet ze er ook uit; ze is beeldschoon maar zo koud als ijs, net of ze helemaal is geverfd met nagellak, als je begrijpt wat ik bedoel. Gevernist. ‘Er staat hier dat alle vrouwen verkrachtingsfantasieën hebben.’ ‘Jezus, ik zit een broodje ei te eten,’ zei ik, ‘en ik bied één klaver en Darlene past.’ ‘Je bedoelt, dat een kerel je bijvoorbeeld bespringt in een steegje of zoiets,’ zei Sondra. Ze was haar lunch aan het eten, we eten allevier onze lunch onder het bridgen, en ze beet in een stuk van die selderij die ze altijd meeneemt en begon erop los te kauwen met die peinzende blik in haar ogen en ik wist dat we het wel konden schudden wat het kaarten betrof. ‘Ja, zoiets ongeveer,’ zei Chrissy. Ze bloosde een beetje, dat kon je zelfs onder haar make-up zien. ‘Ik vind dat je 's avonds niet alleen de deur uit moet gaan,’ zei Darlene, ‘dan vraag je om moeilijkheden,’ en ik kan me vergist hebben maar ze keek naar mij. Zij is de oudste, ze is eenenveertig al zou je haar dat niet geven en dat doet ze zelf ook niet, maar ik heb het opgezocht in het personeelsarchief. Ik vind het leuk om iemands leeftijd te raden en die dan op te zoeken om te zien of ik het goed heb. Ik gun mezelf een extra pakje sigaretten als ik het goed heb, ook al probeer ik te minderen. Het lijkt me dat het geen kwaad kan zolang je het maar niet doorvertelt. Ik bedoel, niet iedereen heeft toegang tot dat archief, het is min of meer vertrouwelijk. Maar jou kan ik het wel vertellen, ik neem niet aan dat je haar ooit zult ontmoeten, hoewel je weet maar nooit, de wereld is klein. Nou ja. ‘Gut, gut, het is Toronto maar,’ zei Greta. Ze heeft drie jaar in Detroit gewerkt en ze geeft je geen kans om dat te vergeten, het lijkt wel of ze denkt dat ze een oorlogsheld is of zoiets, dat we haar allemaal moeten bewonderen enkel om het feit dat ze nog steeds op deze aardbol rondloopt, hoewel ze eigenlijk al die tijd in Windsor heeft gewoond, ze werkte alleen maar in Detroit. Dat telt volgens mij niet echt. Het gaat erom waar je slaapt, of niet soms? ‘Nou, hebben jullie die?’ zei Chrissy. Het was duidelijk dat ze ons de hare wilde vertellen maar ze wou niet de eerste zijn, zo voorzichtig is ze wel. ‘Ik in ieder geval niet,’ zei Darlene en ze trok haar neus op, zo, in rimpeltjes, en ik moest lachen. ‘Ik vind het walgelijk.’ Ze is gescheiden, dat heb ik ook in het dossier gelezen, ze praat er nooit over. | |
[pagina 110]
| |
Het moet trouwens al jaren geleden zijn. Ze stond op en liep naar de koffieautomaat en draaide ons de rug toe alsof ze er niets meer mee te maken wilde hebben. ‘Nou,’ zei Greta. Ik begreep dat het tussen haar en Chrissy zou gaan. Het zijn allebei blondines, ik bedoel daar niets krengerigs mee, maar ze proberen wel wat kleren betreft elkaar de ogen uit te steken. Greta zou graag bij het archief weg willen, ze zou graag ook receptioniste willen zijn zodat ze meer mensen zou kunnen ontmoeten. Bij het archief ontmoet je nauwelijks iemand, behalve de andere mensen van het archief. Ik vind het niet zo erg, ik heb genoeg dingen buiten mijn werk. ‘Nou,’ zei Greta, ‘ik denk wel eens, jullie kennen mijn flat? Die heeft zo'n balkonnetje, daar zit ik 's zomers graag buiten en ik heb er wat planten staan. Ik let er nooit zo op of ik de balkondeur wel heb afgesloten, het is zo'n glazen schuifdeur, Jezus, ik zit op de achttiende verdieping, ik heb een mooi uitzicht op het meer en op de cn-Tower en zo. Maar op een avond zit ik te zitten in mijn kamerjas, naar de tv te kijken met mijn schoenen uit, jullie kennen dat wel, en ik zie een kerel zijn voeten langs het raam naar beneden komen en voor ik het weet staat hij op het balkon, hij heeft zich neergelaten aan een touw met een haak eraan vanaf de verdieping erboven, dat is de negentiende, en nog voor ik maar van de bank kan opstaan is hij de flat al binnen. Hij is helemaal in het zwart gekleed met zwarte handschoenen aan’ - ik wist meteen uit welke film ze die zwarte handschoenen had, want die had ik ook gezien - ‘en dan begint hij, nou ja, je weet wel.’ ‘Je weet wel wat?’ zei Chrissy, maar Greta zei: ‘En naderhand vertelt hij me dat hij de hele buitenkant van het flatgebouw op die manier langsgaat, van de ene verdieping naar de andere met zijn touw en zijn haak... en dan gaat hij het balkon op en werpt zijn touw omhoog, en hij klimt erin en verdwijnt.’ ‘Net Tarzan,’ zei ik, maar niemand lachte. ‘Is dat alles?’ zei Chrissy. ‘Denk je nooit eens, nou ja, ik denk wel eens dat ik in het bad zit, zonder kleren aan...’ ‘Wie neemt er nou een bad mèt zijn kleren aan?’ zei ik, je moet toch toegeven dat het best wel stom is, eigenlijk, maar ze ging gewoon door, ‘... met een heleboel schuim, ik gebruik altijd Vitabath, dat is wel duurder maar het is zo ontspannend, en mijn haar opgestoken, en de deur gaat open en daar staat een kerel...’ ‘Hoe is hij binnengekomen?’ vroeg Greta. | |
[pagina 111]
| |
‘O, weet ik veel, door een raam of zo. Nou, ik kan eigenlijk niet uit het bad komen, de badkamer is te klein en bovendien verspert hij de deuropening, dus ik lig daar maar, en hij begint heel langzaam zijn kleren uit te trekken, en dan stapt hij bij mij in het bad.’ ‘Schreeuw je niet of zoiets?’ zei Darlene. Ze was teruggekomen met haar bekertje koffie, ze raakte nu toch geïnteresseerd. ‘Ik zou moord en brand schreeuwen.’ ‘Wie zou me horen?’ zei Chrissy. ‘Bovendien, in alle artikelen staat dat je beter geen weerstand kunt bieden, dan doen ze je niks.’ ‘Je zou trouwens schuim in je neus kunnen krijgen,’ zei ik, ‘van het hijgen,’ en ik zweer je dat ze me alle vier aankeken alsof ik iets ongepasts had gezegd, alsof ik de heilige maagd had beledigd of zoiets. Ik bedoel, ik zie niet in wat er mis is met een grapje op zijn tijd. Het leven is toch al zo kort, of niet soms? ‘Moet je horen,’ zei ik, ‘dat zijn geen verkrachtingsfantasieën. Ik bedoel, jullie worden niet verkracht, het is alleen een of andere kerel die niet officieel aan je is voorgesteld en die toevallig wat aantrekkelijker is dan Derek Cummins’ - dat is de assistent-bedrijfsleider, hij draagt schoenen met plateauzolen of in ieder geval hebben ze van die dikke zolen en hij praat zo raar, we noemen hem Derek Duck - ‘en je vindt het spannend. Verkrachting is als ze een mes hebben of zoiets en je wilt niet.’ ‘En jij dan, Estelle,’ zei Chrissy; ze was op haar teentjes getrapt omdat ik om haar fantasie had gelachen, ze dacht dat ik haar voor schut wilde zetten. Sondra was ook op haar teentjes getrapt, ze had haar selderij nu op en wilde over de hare vertellen, maar ze was er niet snel genoeg bij geweest. ‘Vooruit, laat mij jullie er eens een vertellen,’ zei ik. ‘Ik loop 's avonds door zo'n donkere straat en er komt een vent aan en die grijpt me bij mijn arm. Nu heb ik toevallig een plastic citroen in mijn tas, je weet wel dat er altijd staat dat je een plastic citroen in je tas moet hebben? Dat heb ik niet echt, ik heb het een keer geprobeerd maar dat rotding lekte mijn hele chequeboekje onder, maar in deze fantasie heb ik er een, en ik zeg tegen hem: “Je bent van plan me te verkrachten, niet?” en hij knikt, dus ik maak mijn tas open om de plastic citroen te pakken en ik kan hem niet vinden! Mijn tas zit vol rotzooi, Kleenex en sigaretten en mijn portemonnee en mijn lippenstift en mijn rijbewijs, je kent dat wel; dus ik vraag hem of hij zijn handen wil ophouden, zo, en ik stop al die rommel erin en helemaal onderin ligt die plastic citroen, en ik kan het dopje er niet af- | |
[pagina 112]
| |
krijgen. Dus ik geef hem aan die vent en hij is heel behulpzaam, hij draait het dopje eraf en geeft hem aan mij terug en ik spuit hem in zijn ogen.’ Ik hoop dat je dat niet te gemeen vindt. Nu ik erover nadenk, is het een beetje vals, vooral omdat hij zo beleefd was en zo. ‘Is dat jouw verkrachtingsfantasie?’ zegt Chrissy. ‘Dat geloof ik niet.’ ‘Ze is een raar nummer,’ zegt Darlene. Zij en ik zijn degenen die hier het langst werken en ze zal nooit vergeten dat ik een keer dronken werd op het personeelsfeest en dat ik per se onder de tafel wilde dansen in plaats van erbovenop, ik deed een soort kozakkendans maar toen stootte ik mijn hoofd tegen de onderkant van de tafel - eigenlijk was het een bureau - toen ik overeind wilde komen, en ik was in één klap uitgevloerd. Ze heeft dat opgevat als het kenmerk van een originele geest en ze vertelt het aan iedereen die hier nieuw komt en ik weet niet zeker of dat wel fideel van 'r is. Hoewel, ik heb het gedaan. ‘Ik meen het volkomen eerlijk,’ zei ik. Dat doe ik altijd en dat weten ze. Het heeft geen zin om niet eerlijk te zijn, zo zie ik het, en de waarheid komt vroeg of laat toch aan het licht, dus je kunt je tijd wel beter gebruiken, of niet soms? ‘Jullie zouden mijn fantasie over de spuitbus-ovenreiniger eens moeten horen.’ Maar toen was de lunchpauze om, en een potje bridge naar de knoppen, en de dag daarop hebben we het grootste deel van de tijd zitten bekvechten over of we een nieuw potje zouden beginnen of het spel van de vorige dag zouden uitspelen, dus Sondra heeft nooit de kans gehad om over haar verkrachtingsfantasie te vertellen. Maar het zette me wel aan het denken, over mijn eigen verkrachtingsfantasieën. Misschien ben ik abnormaal of zoiets, ik bedoel ik heb ook fantasieën over knappe vreemdelingen die door het raam binnenkomen, zoals ‘Nilfisk de Noorman’, was het maar waar, alsjeblieft eentje zonder platvoeten en grote zweetplekken in zijn overhemd en boven de één meter vijfenzestig, lieve God, neem van mij aan dat het een handicap is om lang te zijn, al gaat het tegenwoordig wat beter, lange mannen beginnen te vallen op iemand die met haar neus boven hun navel uitkomt. Maar als je helemaal eerlijk bent kun je dat niet als verkrachtingsfantasieën meetellen. In een echte verkrachtingsfantasie zou je dat beklemmende gevoel moeten hebben, zoals wanneer je eraan denkt dat je flatgebouw in brand vliegt en of je de lift moet nemen of de trap of misschien alleen je | |
[pagina 113]
| |
hoofd onder een natte handdoek moet steken, en je je alles probeert te herinneren dat je hebt gelezen over wat je doen moet maar je kunt geen besluit nemen. Bijvoorbeeld, ik loop 's avonds door zo'n donkere straat en er komt een klein lelijk kereltje aan en die grijpt me bij mijn arm, en niet alleen dat hij lelijk is, je weet wel, met zo'n opgeblazen nietszeggend gezicht, zoals die mannen met wie je bij de bank moet praten als je rood staat - ik bedoel natuurlijk niet dat ze allemaal zo zijn - maar hij zit letterlijk onder de puisten. Dus hij zet me klem tegen de muur, hij is klein maar hij is stevig, en hij wil zijn broek losmaken maar de rits blijft steken. Ik bedoel, één van de belangrijkste momenten in een vrouwenleven, het is bijna zoiets als trouwen of een kind krijgen, en hij laat de rits vastlopen! Dus ik zeg, met iets van walging: ‘Jezus Christus,’ en hij barst in tranen uit. Hij vertelt me dat hem zijn hele leven nog nooit iets gelukt is, en dit was de laatste druppel, hij gaat van een brug afspringen. ‘Kijk eens hier,’ zeg ik, ik heb medelijden met hem, in mijn verkrachtingsfantasieën draait het er altijd op uit dat ik medelijden met ze krijg, ik bedoel er moet iets met ze mis zijn, als het Clint Eastwood was zou het anders zijn maar helaas is die het nooit. Ik was het soort meisje dat dode roodborstjes begroef, je kent dat wel. Daar wond mijn moeder zich altijd vreselijk over op, ze vond het niet prettig dat ik ze aanraakte, vanwege de bacteriën denk ik. Dus ik zeg, ‘Hoor eens hier, ik weet hoe je je voelt. Je moet echt iets aan die puistjes doen, als je daar vanaf was zou je er best leuk uitzien, heus; dan zou je niet steeds dit soort dingen hoeven doen. Ik heb ze vroeger zelf gehad,’ zeg ik, om hem te troosten, maar het is nog waar ook, en het draait erop uit dat ik hem de naam geef van mijn oude huidarts, die ik had toen ik op school zat, dat was nog in Leamington, alleen ging ik voor de huidarts altijd naar St. Catherine. Je mag gerust weten, ik was hier echt heel eenzaam in het begin; ik dacht dat het één groot avontuur zou worden en zo, maar het is een stuk moeilijker om mensen te ontmoeten in een stad. Maar voor een man zal het wel anders zijn, denk ik. Of ik lig in bed, snipverkouden, mijn gezicht is helemaal opgezet, mijn ogen zijn rood en mijn neus drupt als een lekkende kraan, en er komt een vent door het raam naar binnen en hij is ook snipverkouden, het is een nieuw soort griep die rondwaart. Dus hij zegt, ‘K gha je verkrachden’ - ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik | |
[pagina 114]
| |
mijn neus zo dichtknijp maar zo stel ik het me voor - en hij moet ontzettend niezen, dat kalmeert hem een beetje, ik ben zelf trouwens ook niet bepaald een schoonheid, je moet wel een beetje pervers zijn om iemand te willen verkrachten die zo verkouden is als ik, je zou het idee hebben dat je een fles Gimborn-gom verkrachtte, zo erg loopt mijn neus. Hij kijkt verwilderd de kamer rond, en het dringt tot me door dat dat is omdat hij geen Kleenex heeft! ‘Hier zdaad de dooz,’ zeg ik, en ik geef hem de Kleenex aan, God mag weten waarom hij überhaupt de moeite heeft genomen om uit bed te komen, je zou zeggen dat als je van plan was om overal allerlei ramen binnen te klimmen, dat je dan zou wachten tot je gezonder was, of niet soms? Ik bedoel, daar heb je een zekere hoeveelheid energie voor nodig. Dus ik vraag hem of ik niet een Citrosan met whisky voor hem zal klaarmaken, dat neem ik altijd, je bent dan nog steeds verkouden maar je merkt het niet, dus dat doe ik en het draait erop uit dat we samen naar de nachtfilm zitten te kijken. Ik bedoel, het zijn niet alleen maar seksmaniakken, de rest van de tijd moeten ze toch een normaal leven leiden. Ik neem aan dat ze het net als ieder ander prettig vinden om naar de nachtfilm te kijken. Maar ik heb nog wel een engere... waarin een kerel zegt dat hij stemmen hoort van engelen die hem zeggen dat hij mij moet doden, je weet wel, zulke dingen lees je voortdurend in de krant. Daarin ben ik niet in de flat waar ik nu woon, ik ben weer terug in mijn moeders huis in Leamington en hij heeft zich in de kelder verstopt, hij grijpt me bij mijn arm als ik de trap afga om een pot jam te halen en hij heeft de bijl ook te pakken gekregen, uit de garage, dat is echt een hele enge fantasie. Ik bedoel, wat zeg je tegen een gek? Dus ik begin te beven maar even later heb ik mezelf weer in de hand en ik zeg, weet hij wel zeker dat de engelenstemmen de juiste persoon voor hebben, want ik hoor ook van die engelenstemmen en die hebben me nu al meermalen verteld dat ik de reïncarnatie van St. Anna zal baren, die op haar beurt de Maagd Maria krijgt en meteen daarna komt Jezus Christus en het einde van de wereld, en dat wil hij toch zeker niet in het honderd sturen? Dus hij raakt de kluts kwijt en luistert nog eens goed en dan vraagt hij om een teken en ik laat hem mijn pokkeninenting zien, kijk maar, die heeft een beetje een rare vorm, het is ontstoken geweest omdat ik het korstje eraf had gekrabd, en dat doet het hem, hij verontschuldigt zich en klimt weer door het kolenluik naar buiten, zo is hij trouwens binnengekomen ook, en ik zeg tegen mezelf: het heeft toch zo zijn voor- | |
[pagina 115]
| |
delen om katholiek te zijn opgevoed al ben ik niet meer naar de kerk geweest sinds ze de mis niet meer in het Latijn houden, dat is nou eenmaal niet hetzelfde, je zou net zo goed protestant kunnen zijn. Ik moet moeder schrijven en haar zeggen dat ze dat kolenluik dicht moet spijkeren, ik heb me er altijd al aan gestoord. Grappig, ik zou je niet kunnen zeggen hoe die man eruitziet maar ik weet precies wat voor schoenen hij draagt, want dat is het laatste dat ik van hem zie, zijn schoenen die door het kolenluik verdwijnen, en het zijn van die ouderwetse met veters tot boven de enkels, ook al is hij een jonge vent. Dat is vreemd, vind je niet? Maar laat ik je wel zeggen dat ik heel wat angsten uitsta voor hij goed en wel vertrokken is en ik meteen naar boven ga en een lekkere kop thee zet. Ik denk niet zo vaak aan deze fantasie. Mijn moeder zei altijd dat je niet te lang moet stilstaan bij onplezierige dingen en over het geheel genomen ben ik het daarmee eens, ik bedoel, door erbij stil te staan gaan ze niet over. Hoewel, als je er niet bij stilstaat gaan ze ook niet over, eigenlijk. Soms heb ik van die korte fantasieën waarin een kerel me bij mijn arm grijpt maar ik ben een echte Kung-Fu-expert, niet te geloven, in het echt weet ik zeker dat ik gewoon een dreun op mijn hoofd zou krijgen en daarmee uit, zoals wanneer je amandelen worden geknipt, je zou wakker worden en het zou allemaal voorbij zijn behalve dat hèt hier en daar pijn zou doen, en je zou allang blij zijn als je nek niet was gebroken of zoiets, ik heb nooit ook maar een volleybal kunnen raken bij gym en een volleybal is toch best groot, weet je wel? - en ik steek gewoon zap mijn vingers in zijn ogen en dat is dat, hij valt om, of ik kwak hem tegen een muur of zoiets. Maar ik zou nooit echt mijn vingers in iemands ogen kunnen steken, jij? Het zou voelen als warme gelatine en ik hou niet eens van koude gelatine, als ik er maar aan denk lopen de rillingen al over mijn rug. Over deze fantasie voel ik me een beetje schuldig, ik bedoel hoe zou jij het vinden als je moest rondlopen met het idee dat iemand voor het leven blind is vanwege jou? Maar misschien is dat anders voor een man. De meest ontroerende die ik heb is als de kerel me bij mijn arm grijpt en ik zeg, treurig en met iets van waardigheid: ‘Je zou een lijk verkrachten.’ Daar heeft hij niet van terug en ik leg hem uit dat ik er pas achter gekomen ben dat ik leukemie heb en dat de doktoren me nog maar een paar maanden hebben gegeven. Daarom banjer ik 's avonds in mijn eentje over straat, ik moet nadenken, je weet | |
[pagina 116]
| |
wel, om met mezelf in het reine te komen. Ik heb niet echt leukemie maar in deze fantasie wel, ik denk dat ik juist deze ziekte heb uitgekozen omdat een meisje bij mij in de vierde klas eraan is gestorven, de hele klas stuurde haar bloemen toen ze in het ziekenhuis lag. Ik begreep toen niet dat ze dood zou gaan en ik wou ook leukemie hebben zodat ik bloemen zou krijgen. Grappig zijn kinderen, vind je niet? Nou, het blijkt dat hij zelf leukemie heeft, en dat hij ook maar een paar maanden heeft te leven, dat is de reden dat hij allerlei mensen verkracht, hij is verbitterd want hij is zo jong en zijn leven wordt hem ontnomen nog voor hij het werkelijk heeft geleefd. Dus we lopen kalmpjes voort onder de straatlantaarns, het is lente en een beetje nevelig, en het draait erop uit dat we samen koffie gaan drinken, we zijn blij dat we de enige andere persoon in de wereld hebben gevonden die kan begrijpen wat we doormaken, het lijkt wel zoiets als een lotsbeschikking, en na een poosje kijken we elkaar enkel zo'n beetje aan en onze handen raken elkaar, en hij gaat met me mee naar huis en trekt bij me in en we brengen onze laatste maanden samen door voordat we doodgaan, we worden gewoon 's morgens niet meer wakker, of zoiets, al heb ik nooit kunnen besluiten wie van ons nu het eerst doodgaat. Als hij het is moet ik verder fantaseren over de begrafenis, als ik het ben hoef ik me daar niet mee bezig te houden, dus het hangt er maar vanaf hoe moe ik ben op dat moment. Misschien geloof je het niet maar soms begin ik zelfs te huilen. Ik huil altijd aan het slot van films, zelfs als ze helemaal niet zo treurig zijn, dus ik neem aan dat dit net zoiets is. Mijn moeder heeft dat ook. Het grappige van deze fantasieën is dat de man altijd iemand is die ik niet ken, en de statistieken in de bladen, nou ja, de meeste dan, die zeggen dat het vaak iemand is die je kent, op zijn minst een beetje, zoals je baas of zoiets - ik bedoel, mijn baas zou het niet zijn, die is over de zestig en ik ben ervan overuigd dat hij nog niet eens zou weten hoe hij een plastic zak moest verkrachten, de oude stumper, maar misschien iemand als Derek Duck, op zijn plateauzolen - ik moet er niet aan denken - of iemand die je net hebt ontmoet, die je meevraagt om wat te drinken, het komt er nog van dat je nauwelijks meer met iemand kan omgaan, en hoe kan je nu mensen ontmoeten als je ze niet eens voor dat kleine beetje kan vertrouwen? Je kan toch niet je hele leven in het archief doorbrengen of jezelf opsluiten in je flat met alle deuren en ramen op slot en de luxaflex naar beneden? Ik ben niet wat je noemt een drinker maar ik mag graag | |
[pagina 117]
| |
af en toe uitgaan en een paar glazen drinken ergens waar het gezellig is, zelfs al ben ik maar alleen, daarin ga ik met de vrouwenbeweging mee al kan ik het niet eens zijn met een hoop van de rest van wat ze zeggen. Zoals hier bijvoorbeeld, de kelners kennen me allemaal en als iemand mij, je weet wel, lastig valt... Ik weet niet waarom ik je dit allemaal vertel, behalve dat ik denk dat het je helpt om iemand te leren kennen, vooral in het begin, om iets te horen over wat ze denken. Op het werk noemen ze me de kantoortobber, maar het is niet zozeer dat ik zit te tobben, het is meer dat ik graag uitprakkizeer wat je doen moet in geval van nood, zoals ik al zei. Hoe dan ook, wat verder opvalt is dat er een hoop gepraat in voorkomt, eigenlijk besteed ik het grootste deel van mijn tijd eraan, in de fantasie bedoel ik, om me af te vragen wat ik zal zeggen en wat hij zal zeggen. Ik denk dat het beter zou zijn als je een gesprek op gang kon brengen. Zoiets van: hoe zou een kerel dat iemand aan kunnen doen met wie hij net een lang gesprek heeft gehad; als je ze eenmaal hebt laten merken dat je een mens bent, dat je ook een leven hebt, zie ik niet hoe ze ermee door kunnen gaan, of wel soms? Ik bedoel, ik weet dat het gebeurt maar ik begrijp het gewoon niet, dat is wat ik nou echt niet begrijp. |
|