De Tweede Ronde. Jaargang 6(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Drie gedichten Jean Pierre Rawie Troost Stel dat de avond niet zou vallen, en dat het moeizame gedoe dat wij bedrijven met ons allen zou doorgaan tot oneindig toe. Ach kind, het maakt me nu al moe wanneer ik aan de duizendtallen verdrietjes denk die waar en hoe ook jou nog zullen overvallen. Wees maar tevreden dat het komt, het nu nog zo gevreesde einde aan al ons nutteloos getob. Denk je eens in: eenmaal verdwijnt de ellende; het gelul verstomt; mijn lief, verheug je er maar op. [pagina 47] [p. 47] Weerzien De trein die mij naar mijn voorbije liefde voert heeft net als vroeger weer aanzienlijke vertraging: het geeft niet wie er wie bij toerbeurt achterna ging, haast altijd waren de verbindingen beroerd. Een tijdlang heb ik zelfs gedacht dat het zo hoorde, dat je elkander mist om bij elkaar te zijn. Na jaren, in de herfst, weer in dezelfde trein, denk ik alleen maar dat we niet zo erg goed spoorden. Wanneer ze mij begroet kus ik haar op de wang, want wij zijn voor elkaar toch niet meer te genieten, we hebben al genoeg verkankerd en verpest. Het is misschien ook niet van wezenlijk belang; ik heb de kans om jong te sterven laten schieten en moet nu maar het beste maken van de rest. Rendez-vous Er wordt nog altijd over je gesproken, terwijl je langzaam eenwordt met de grond, en onze liefde gaat van mond tot mond, want wat ons bond is door geen dood verbroken. Wij waren zo betrokken op elkaar, dat lijf en ziel elkaar blijven bestoken. Maar lief, kom soms een beetje bij me spoken; wij zijn nog lang niet met elkander klaar. Vorige Volgende