planken der bibliotheken likkend, de boeken voor onze ogen meesleurt: de laatste kruimels van een verzonken cultuur...
Natuurlijk denk ik in de eerste plaats aan Marshall McLuhans paniekzaaiende waarschuwingen. Naar zijn bewering moet het schrift beschouwd worden als de basismetafoor van beschavingen met een kringloopkarakter, terwijl onze tijd, de tijd van de denkende machine, het van een macrokosmische codespraak zal moeten hebben. Kortom: een totaal nieuwe cultuur doemt voor onze ogen op. Wat tevens betekent dat we onze boeken niet langer kunnen vertrouwen. Nu het tijdperk van het schrift voorbij is hebben we een nieuwe metafoor nodig. Ja, wat moeten wij daarop zeggen, wij die in een wereld vertoeven waar de orale cultuur, de schriftelijke uitingen en andere expressievormen van de menselijke ervaring het nog amper verder gebracht hebben dan wat gestotter, wat kan ik doen dan de eminente in-twijfel-trekkers feliciteren, al die bruidsjonkers van de toekomst, met de briljante dorpsomroeper McLuhan aan het hoofd van de stoet.
Dat zeg ik dan wel, maar dan heel zachtjes, meer voor me uit brommend. Niemand kan loochenen dat de mensheid dankzij de massacommunicatie plotseling haar eigen verleden binnengestapt is en dat onze ervaringen, niet langer in de volgorde van de logica gerangschikt, niet in de keten van de lineariteit ingepast, maar met heel het polyfone gewicht van de simultaneïteit op ons drukkend, hun invloed doen gelden. Een Cubaanse boer, een arbeider uit Osaka, een lid van het House of Lords in Engeland, een jonge Hongaarse intellectueel of een gymnastiekleraar uit Israël zien, bijvoorbeeld, in december 1972 exact dezelfde beelden, althans, zouden die in principe kúnnen zien.
Dit ontkennen zou even dom en schandelijk zijn als ons erop blindstaren. Want de mensheid kan dit heden-nieuwe-stijl alleen maar betreden met haar complete verleden.
Naast de nieuwe sterrenstelsels behoudt ze evengoed ook de vuurvaste en springstofvrije waarden van de Gutenberg-galaxis.
Zelfs nadat deze al enigszins anders ingericht is.
Wat is het boek tot nog toe geweest? De onoverwinnelijke taal van levenden en doden. De taal van diepe mijnschachten en nog diepere hunkeringen. De taal van de goden. De taal van onzichtbare uithoeken. De taal van het langs doorzichtige vliezen sijpelende bloed. De taal van terechtstellingen, samenzweringen en van het verzet. Boeken: oog-in-oog met tirannieën! De taal waarin men de mate-