| |
| |
| |
Op afstand
Anton Korteweg
Vast
Dank voor je brief die mijn hoofd las
en die, wat lager aangekomen,
oude verlangens heeft gevoed. Ze
waren er aan toe want smeulden nog
maar nauwelijks. Het werd dan ook
een heerlijk angstig vuur waar ik
moest ze zien branden op afstand.
jij mijn banden los zou knopen - ik
| |
Alsof
we niet elk voor ons achttien jaar
ouder geworden, en ver, ver weg
geweest, en lang. Wilden we.
waren twintig en nieuw en wilden ons in
wil je dan. Maar de tijd had
zijn plicht verzuimd: stil-
staan tot wij er niet meer waren en
Bij je zittend, luisterend
naar jou die ik nooit heb gekend, zijn
| |
| |
we er plotseling weer, nu, nu
ik je kijk en je weer zie zoals je
was: Diana, godin van de jacht, rijzig en
hard, treffende ogen, blauwzwart haar.
valt sneeuw maar binnen dooft
de open haard. Onder mijn ogen glijd
je langzaam terug in wie je bent: een
beetje dame, toch, lief en wat grijs al en
zachter en wijzer, vrees ik.
kunnen ons nog wel verwarmen, maar
| |
Inmiddels
Inmiddels hadden we treinen gebruikt om ons van
elkaar te verwijderen, hadden elk voor zich ons
door jaren tijd geslagen, waren in elkaar
afwezig geworden. We voelden het wel aan ons af, stonden
met oude handen om ons vreemd gebleven lijven.
| |
Verder
Ik had ook niet verwacht dat ik
Maar dat ik nog verder van huis.
| |
| |
| |
Band
Je weet hoe ik aan je gebonden, maar
dat dat voor mij niet hoeft. Hoe
bang ik ben om uit je vrij gemaakt. Wat
dat zou wagen, ik zou het voor je slaan
en vangen, het aan je voeten leggen, dat
jij het afmaakt. Zo brengt in de lente kat,
trots en onschuldig, je merel.
| |
Trouw
De hond van mijn dromen moest
aan de ketting rukken toen zij
verscheen, bemerken aan zijn nek
hoe vast, aan zijn loopsheid hoe
goed het was dat hij vast lag.
Neergelegd naast zijn verlangen komt
hij tot woede nog, soms, zich verbazend
over de mate waarin hij tot huisdier
geslagen geslaagd is. Slaapt dan weer in in
| |
Trein
Jij spoort. Kan niet weg uit je baan.
Kan niet aankomen waar je niet hoort.
Kan niet eens een omweg maken.
Pet af. Hoe vaak werd ik niet
ontijdig door mij naar een plaats
gevoerd waar ik niets had te vinden.
Toch zou ik geen trein willen zijn.
| |
| |
| |
Luxe
ik mij genoeg was. Ik zou
niet worden aangeraakt dan
met mij. Wij waren elkaar.
ik me van je kon bedienen als
hoeft niet maar draagt bij
| |
Gekomen
Een', onverschenen, ademloos verwacht, dat
hou je toch ook als ze eindelijk eindelijk,
| |
Afroep
Helpt maar kort, dat wel.
Iedere troost veroorzaakt
Heb dank. Zo niet, dan zou
het niet geschreven zijn.
|
|