De Tweede Ronde. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Nederlandse poëzie | |
[pagina 25]
| |
Vanuit TyrosEen broertje had ik dat ik zo vertrouwde
dat hij met mij spelen mocht. Maar vrouwen
die hem dichter omringden verachtte hij
uit kuisheid: moeder, zuster en zelfs mij.
Zo werd hij beeldhouwer. En in ivoren leden
werd ik, Elissa, tot verleden tijd versneden.
Zeker, hij was befaamd. En al zijn beelden
werden in heet brons gegoten want weelde
kroonde zijn hoofd al met een donderwolk.
Ja, hij werd rijk en heel dat fiere volk
van Tyros vrat uit zijn handen. In de val
liep ik: veracht als voorbeeld en als mal.
Versmaad de broeders die gedichten schrijven.
Wantrouw de steenhouwers, wanneer oude wijven,
Venus vooral, hen prijzen. Een vrouw is beeld-
vorm van de randmuze Faam. Wie, ja, wie weet steelt
de rilhuid van het zustermeisje en vermoordt
haar minnaar? Hij, Pygmalion. Dichterswoord.
| |
[pagina 26]
| |
Vanuit CarthagoToen hij, vluchteling, zijn tafelverhalen
- Troje verloren, Helena aan de haal en
Paris ontmand aan het spit - opdiste, had
ik mijn oren moeten sluiten en mijn ogen
dicht doen voor zoveel mans verdriet. Wat
heeft mijn ziel die avond toch bewogen?
Ga nimmer met een koningszoon uit jagen.
Er steekt een storm op die zeven dagen
duurt. Hij brengt je naar een grot, een bos
waar je mag overleven. De huid van een os
dient je tot bed en jij dient als de stal
waar hij zijn stamboekstier in bergen zal.
Prins, die zich door een hobbelpaard bedriegen
liet, kind van kindser vorsten die het liegen
van Griekse Helena slikten als het likken van
een wentelteef, zuigeling aan tepels, geen man
geworden aan de hand van een verjaarde vader,
kwam je bij mij slapend je baarmoeder nader?
| |
[pagina 27]
| |
Vanuit Carthago 2Jaag niet met een prins en ga niet uit vissen.
Hij vangt geen snoek en jij een bok. De lissen
verbergen zijn meermin: in jouw kleine kreek
spartelt zijn stekelbaars. Voordat je het weet
heeft hij zijn kruit verschoten. Je wordt rond
als een zeekoe. Hem is om het even: kuit of hom.
Verbrand de schepen niet achter de rug
van je meerminnaar die al jaren vlucht
voor het geluk. Bewaak niet het woudhout
opdat hij niet heimelijk een vlot bouwt
van verraad. Al houd jij de lijmstok heel,
hij vertrekt.. Desnoods op een bezemsteel.
De liefde van helden en hun juk van trouw
zijn even onberekenbaar maar net zo gauw
vergeten als de wil van hun god. Spreekt
de hemelstem tot een Trojaan, dan breekt
hij zijn beloften, gaat scheep en sticht
de nieuwe stad die aan zijn baaierd ligt.
| |
[pagina 28]
| |
Vanuit HadesCreusa, jonge zuster in het vuur, hoe zag
je die mankepoot met je zoon in de nacht
van Troje's laatste uur vertrekken naar
zijn hemelse bestemming? Is het wel waar
dat jij gezegd hebt: Ga maar, mijn jongen?
Of liegen dichters zoals de ouden zongen?
Alleen zendelingen ontkomen aan de brand
van een verwoeste stad. Nu ik aan de hand
van Homeros in deze onderwereld lees hoe
hij - vader op de nek, zoon als een hond
op sleeptouw - Troje verliet, vroeg moe-
gestreden held, begrijp ik wat hem bond.
Geen trouw en geen rouw. Vaders zijn goden.
En alle zonen worden uit de wieg ontboden
tot nieuw vaderschap: zij stichten de stad
van hun god - vader des vaderlands. En wat
rest zoogdieren die deze dorst vertrouwden?
Brandstapels zijn er slechts voor vrouwen.
| |
Laatste woorden‘Begin maar, jongen, begin. Geen knaap
die niet lachend zijn moeder herkent
wordt bij een god aan tafel gevraagd
of, later, door een godin in haar bed.’
Zo sprak Aphrodite. En lachebek Aeneas
jankte voordat de Ilias geschreven was.
|
|