wijl tegelijkertijd het verstand laat weten dat een zó begrensde kijk op de wereld heilloos is. Herdenking die heiligdom is geworden, ontoegankelijk voor oningewijden.
Er uit komen we nooit, dat is wezenlijk aan herdenken. Maar déze ingewikkeldheid is een beeldenstormpje waard.
Bespeur de teleurstelling. Al die doden, al die ontberingen, al dat lijden, al die herinneringen aan ontberingen en lijden - dat alles kan toch niet voor niets zijn geweest? Dat mag niet voor niets zijn. Destijds was de hoop dat díe oorlog werkelijk de laatste keer ellende had gebracht. Alles zou zich van dat moment af aan ten goede keren. Het kwaad had voor altijd afgedaan.
De verwachting kon waarschijnlijk zo een extreme vorm aannemen doordat de tweede wereldoorlog de wereld hier ook extreem had doen instorten. Einde van chaos kon alleen begin van paradijs betekenen. De goede toekomst lag eenvoudig klaar, lag te wachten, en deze hoefde slechts door hard werken te worden ontgonnen. Alles leek duidelijk. Maar wo ii bleek niet de laatste strijd op aarde, niet de laatste oorlog - al is-ie het hier. wo ii bracht niet de laatste massale moordpartij, niet de laatste martelingen, niet de laatste demonstratie van ongebreidelde macht, niet het laatste hoogtepunt van discriminatie.
Die teleurstelling is evenzeer verbonden met de oorlog als het lijden. De verwachting, de hoop, de betere wereld die zou komen, gaf tenminste enige waarde, enige zin aan het meegemaakte; bracht het aan de rand van wat voor het verstand bevattelijk begint te worden.
Mét de opkomende teleurstelling, met de verdwijnende hoop, raakt ook dat restje betekenis verloren. Het was toch voor niets. Het heeft de wereld niet vooruit geholpen. Het bracht geen eensgezindheid, geen gezamenlijk belang; verdraagzaamheid bleef luxe.
Bespeur het verdriet. Verdriet van mensen die geliefden missen. Zij treuren het gehele jaar door, dag en nacht. Zij zoeken elkaar en het samenzijn rakelt rouw op, stelpt, maar biedt geen blijvende troost. Hoe zouden zij ooit níet kunnen herdenken? Men begrijpt hen minder en versterkt zo hun verdriet. Zij vragen erkenning. Voor hen is herdenking onvervangbaar. Toch? - Zou een herdenking die meer verdriet dan troost is gaan bieden, niet toch eens moeten worden herzien?