De Tweede Ronde. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |
Twee gedichten
| |
La boucheNi sa pensée, en vol vers moi par tant de lieues,
Ni le rayon qui court sur son front de lumière,
Ni sa beauté de jeune dieu qui la première
Me tenta, ni ses yeux - ces deux caresses bleues;
Ni son cou ni ses bras, ni rien de ce qu'on touche,
Ni rien de ce qu'on voit de lui ne vaut sa bouche
Où l'on meurt de plaisir et qui s'acharne à mordre,
Sa bouche de fraîcheur, de délices, de flamme,
Fleur de volupté, de luxure et de désordre,
Qui vous vide le coeur et vous boit jusqu'à l'âme...
| |
[pagina 193]
| |
De toortsIk heb je lief, mijn lijf, jij wekte zijn verlangen,
Jij was zijn speelwei en zijn tuin der lusten, waar
De smaak van zijn genot altijd is blijven hangen,
Zoals een kostbaar vat een rijk parfum bewaart.
Ik heb je lief, mijn ogen, want je bleef verblind
Door de betovering die hem steeds begeleidde,
Of je twee putten bent en al zijn schoon daarin
Blijvende echo vindt, sinds ik ervan moest scheiden.
Ik heb je lief, mijn armen, jullie hebt zijn hals
Lenig omstrengeld in zo lome tederheden.
Ik heb je lief, mijn vingers, jullie wisten als
Volleerd waar zij het strelendst langs zijn lichaam gleden.
Mijn voorhoofd, 'k heb je lief, omdat je immer gistte
Van mijn denken aan hem dat mij aan 't zijne bond,
En dat zijn beet je bloeden deed, ja, daarom is het
Dat ik jou bovenal bemin, mijn fletse mond.
Ik heb je lief, mijn hart, jij wist de maat te slaan
Van mijn verliefde koorts: een luid en bitter ritme,
Mijn voeten heb ik lief, mijn knieën die zich aan
De zijne klonken, en mijn huid onder zijn lippen.
| |
La torcheJe vous aime, mon corps, qui fûtes son désir,
Son champ de jouissance et son jardin d'extase
Où se retrouve encor le goût de son plaisir
Comme un rare parfum dans un précieux vase.
Je vous aime, mes yeux, qui restiez éblouis
Dans l'émerveillement qu'il traînait à sa suite
Et qui gardez au fond de vous, comme en deux puits,
Le reflet persistant de sa beauté détruite.
Je vous aime, mes bras, qui mettiez à son cou
Le souple enlacement des languides tendresses.
Je vous aime, mes doigts experts, qui saviez où
Prodiguer mieux le lent frôlement des caresses.
Je vous aime, mon front, où bouillonne sans fin
Ma pensée à la sienne à jamais enchaînée
Et pour avoir saigné sous sa morsure, enfin,
Je vous aime surtout, ô ma bouche fanée.
Je vous aime, mon coeur, qui scandiez à grands coups
Le rythme exaspéré des amoureuses fièvres,
Et mes pieds nus noués aux siens et mes genoux
Rivés à ses genoux et ma peau sous ses lévres...
| |
[Nederlands] | |
[pagina 194]
| |
Ik heb je lief, mijn vlees, want jij was voor het zijne
Vurige tabernakel van volmaakte lust,
Jij maakte 't beste, 't liefste in hem tot het mijne,
Ik werd verzadigd maar het vuur werd nooit geblust.
En jou, mijn grage ziel, bemin ik om de dromen
Waarin je - nieuwe Isis - waagt op zoek te gaan
Naar zijn ontbonden staat en zijn verspreide atomen,
Omdat je ernaar dorst om daarin op te gaan.
Ik ben het heiligdom waar niets meer wordt aanbeden,
Het zinloos altaar dat geen godenbeeld meer heeft,
't Vuur in de haard die door een ieder wordt gemeden,
Een zotte toorts, een vuurgloed die geen warmte geeft.
Dat ik een liefde voed, één waarvoor in de dood
Geen plaats is, maakt dat ík het doel werd van mijn liefde,
Omdat ik jou, mijn lief, versmeltend in mij sloot,
Ben jij het die ik liefheb in mijn eigenliefde.
| |
[Frans]Je vous aime, ma chair, qui faisiez à sa chair
Un tabernacle ardent de volupté parfaite
Et qui preniez de lui le meilleur, le plus cher,
Toujours rassasiée et jamais satisfaite.
Et je t'aime, ô mon âme avide, toi qui pars
- Nouvelle Isis - tentant la recherche éperdue
Des atomes dissous, des effluves épars
De son être où toi-même as soif d'être perdue.
Je suis le temple vide où tout culte a cessé
Sur l'inutile autel déserté par l'idole;
Je suis le feu qui danse à l'âtre délaissé,
Le brasier qui n'échauffe rien, la torche folle...
Et ce besoin d'aimer qui n'a plus son emploi
Dans la mort, à présent retombe sur moi-même.
Et puisque, ô mon amour, vous êtes tout en moi
Résorbé, c'est bien vous que j'aime si je m'aime.
|
|