|
| |
| |
| |
Twee gedichten
Henri Michaux
(Vertaling Peter Verstegen)
Ik ben met een gat geboren
Het waait verschrikkelijk.
't Is maar een klein gat dat ik in mijn borst heb,
Maar het waait er verschrikkelijk.
Quito, klein dorp, jij bent aan mij niet besteed.
Ik heb haat nodig, en nijd, daar gedij ik op.
Een grote stad heb ik nodig.
Een grote consumptie van nijd.
't Is maar een klein gat dat ik in mijn borst heb,
Maar het waait er verschrikkelijk.
In het gat vind je haat (altijd), ook paniek en onmacht,
Je vindt er onmacht en de wind daarvan is ondoordringbaar,
Zou een naald van staal kunnen breken,
En is toch maar wind, een leegte.
Vervloekt heel de aarde, heel de beschaving, al wat leeft
op het oppervlak van alle planeten, vanwege die leegte!
Die meneer de criticus die zei dat ik geen haat had.
Die leegte is mijn antwoord.
| |
Je suis né troué
Il souffle un vent terrible.
Ce n'est qu'un petit trou dans ma poitrine,
Mais il y souffle un vent terrible.
Petit village de Quito, tu n'es pas pour moi.
J'ai besoin de haine, et d'envie, c'est ma santé.
Une grande ville qu'il me faut.
Une grande consommation d'envie.
Ce n'est qu'un petit trou dans ma poitrine,
Mais il y souffle un vent terrible,
Dans le trou il y a haine (toujours), effroi aussi et impuissance,
Il y a impuissance et le vent en est dense,
Fort comme sont les tourbillons,
Casserait une aiguille d'acier,
Et ce n'est qu'un vent, un vide.
Malédiction sur toute la terre, sur toute la civilisation, sur tous
les êtres à la surface de toutes les planètes, à cause de ce vide!
Il a dit ce monsieur le critique que je n'avais pas de haine.
Ce vide, voilà ma réponse.
| |
[Nederlands]
| |
| |
Ach, wat voelt het beroerd in mijn vel!
Ik zou willen huilen om het luxebrood, het voedsel van de
macht en het voedsel van de liefde, om het voedsel van de
roem dat ergens buiten is,
Ik zou door het raam willen kijken,
Dat leeg is als ik, dat niets vasthoudt.
Huilen, zei ik: nee, het is onderkoeld boren, dat boort maar,
dat boort maar onvermoeibaar,
Als in een beukehouten balk 200 generaties wormen die elkaar
dit erfgoed doorgeven: ‘Boren... Boren...’
't Zit links, maar ik zeg niet dat het mijn hart is,
Ik zeg gat, meer zeg ik niet, 't is een razernij en ik kan niets.
Ik heb zeven, acht zintuigen. Eén ervan: het gemis.
Ik raak het aan en betast het zoals je hout betast.
Maar dan eerder een groot woud, van het soort dat je in
Europa al lang niet meer vindt.
En dat is mijn leven, mijn leven in de leegte.
Als ze verdween, die leegte, verlies ik mijzelf, ben ik buiten
mezelf en is het nog erger.
Ik heb mezelf gebouwd op een pijler die er niet is.
Wat zou Christus hebben gezegd als hij zo in elkaar had
Je hebt van die zieken - als je ze geneest, dan heeft zo iemand
Hij gaat weldra dood, het was te laat.
Heeft een vrouw genoeg aan haat?
| |
[Frans]
Ah! comme on est mal dans ma peau.
J'ai besoin de pleurer sur le pain de luxe, de la domination, et de
l'amour sur le pain de gloire qui est dehors
J'ai besoin de regarder par le carreau de la fenêtre,
Qui est vide comme moi, qui ne prend rien du tout.
J'ai dit pleurer: non, c'est un forage à froid, qui fore, fore
Comme sur une solive de hêtre 200 générations de vers qui se
sont légué cet héritage: ‘fore... fore.’
C'est à gauche, mais je ne dis pas que c'est le coeur,
Je dis trou, je ne dis pas plus, c'est de la rage et je ne peux rien.
J'ai sept ou huit sens. Un d'eux: celui du manque.
Je le touche et le palpe comme on palpe du bois.
Mais ce serait plutôt une grande forêt, de celles-là qu'on ne
trouve plus en Europe depuis longtemps.
Et c'est ma vie, ma vie par le vide.
S'il disparaît, ce vide, je me cherche, je m'affole et c'est encore
Je me suis bâti sur une colonne absente.
Qu'est-ce que le Christ aurait dit s'il avait été fait ainsi?
Il y a de ces maladies, si on les guérit, à l'homme il ne reste rien
Il meurt bientôt, il était trop tard.
Une femme peut-elle se contenter de haine?
| |
[Nederlands]
| |
| |
Goed, hou dan maar van me, hou veel van me en vertel het me.
Laat een van jullie me schrijven.
Maar wat is dit voor een wezentje?
Geen twee dijen en geen groot hart kunnen mijn leegte vullen.
Geen ogen vol Engeland en zoals dat heet: vol dromen.
Geen zangerige stem waaruit heelheid en warmte zou spreken.
Het huiveren houdt in mij altijd koude paraat.
Mijn leegte is een groot eter, groot verpletteraar, groot
Mijn leegte is van watten en van stilte.
Stilte die alles stilzet.
Hoe diep dat gat ook is, het heeft geen vorm.
De woorden vinden het niet,
Ik vond het altijd iets moois dat mensen die zich revolutionair
noemen zich broers voelen.
Ze praatten gevoelvol met elkaar: slap als dunne soep.
Dat is geen haat, nee vrienden, dat is gelatine.
Maar prikkelt daarmee voortdurend het binnenste van haar
De keerzijde van de haat.
En niets helpt ertegen. Niets helpt ertegen.
| |
[Frans]
Alors aimez moi, aimez-moi beaucoup et me le dites,
M'écrivez quelqu'une de vous.
Mais qu'est-ce que c'est ce petit être?
Je ne l'apercevais pas longtemps
Ni deux cuisses, ni un grand coeur ne peuvent remplir mon vide.
Ni des yeux pleins d'Angleterre et de rêve comme on dit.
Ni une voix chantante qui dirait complétude et chaleur.
Les frissons ont en moi du froid toujours prêt.
Mon vide est un grand mangeur, grand broyeur, grand annihileur.
Mon vide est ouate et silence.
Quoique ce trou soit profond, il n'a aucune forme.
Les mots ne le trouvent pas
J'ai toujours admiré que des gens qui se croient gens de révolution se sentissent frères.
Ils parlaient l'un de l'autre avec émotion: coulaient comme un
Ce n'est pas de la haine, ça mes amis, c'est de la gélatine.
La haine est toujours dure,
Mais râcle ainsi son homme à l'intérieur continuellement.
C'est l'envers de la haine.
Et point de remède. Point de remède.
| |
| |
| |
Walging of komt de dood eraan?
We hebben genoeg gestreden.
Mijn leven moest nu maar afgelopen zijn.
We zijn niet laf geweest,
Je vertrekt of je blijft,
En pluk niet zo aan mijn organen,
Aandachtig soms, dan weer door 't dolle heen.
Je vertrekt of je blijft,
Ik heb u niet belasterd en ook niet toegejuicht.
Heb medelij met mij, reiziger van al zovele
En zonder meester, zonder rijkdom, en roem was er
U bent machtig, dat zeker, en nog grappig bovendien.
Heb medelij met die dolleman die de horde nog niet
genomen heeft en u al zijn naam toeschreeuwt.
Grijp hem voor hij neerkomt.
Hij moet maar wennen, als dat kan, aan uw temperament
En mocht u zin hebben hem te helpen, help hem dan
| |
Nausée ou c'est la mort qui vient?
On n'a pas été des lâches,
Ne me tâte pas ainsi les organes,
Tantôt avec attention, tantôt avec égarement,
Je ne vous ai ni blasphémés ni applaudis.
Ayez pitié de moi, voyageur déjà de tant de voyages sans valise,
Sans maître non plus, sans richesse et la gloire s'en fut ailleurs,
Vous êtes puissants assurément et drôles par-dessus tout,
Ayez pitié de cet homme affolé qui avant de franchir la barrière
Et puis, qu'il se fasse à vos tempéraments et à vos moeurs, s'il se
Et s'il vous plaît de l'aider, aidez-le, je vous prie.
Ecuador, Gallimard, 1929.
|
|
Auteursrechtelijk beschermd