De Tweede Ronde. Jaargang 5(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Vier gedichten Frans Denissen Ik aarzel voor dit vel papier zoals ik aarzelde toen ik jouw bleke huid nog onbetreden zag door vingertoppen. Je lag, zoals dit schrijfboek, open voor mijn blik, die nauwelijks de barre hoogte van je tepelhof dorst te genaken. Zoals ik nu, al stuntelend en schrappend, maar steeds herbeginnend, over dit papier evolueer, begon mijn tocht over jouw vel. Het schrijven had ik sedert lang verleerd, en ook het strelen was mij niet meer zo vertrouwd als eens, toen ik nog handen had die in mirakelen geloofden. Ook nu maakt ongeloof de letters vaak onleesbaar die ik teken op je vel, maar uit de wriemeling ontstaan soms toch sekwenties die als zin herkenbaar zijn en die beduiden moeten dat ik van je hou. [pagina 58] [p. 58] Uit koers Dit is mijn land niet, dit is een verdronken land, dit is een schorre die bij hoge tij door drek en kots wordt overspoeld, dit is een braakland, dit is niemandsland. Dit is de nacht niet, dit is zons- en zinsverduistering. Dit is de zomer niet, dit is een veel te vroege herfst die met zijn kleverige handen een veel te late lente in het kruis tast. Dit is geen regen, dit is een seniele god die in zijn broek pist van benepenheid en schaamte. Dit ben ik niet: God, seniele God, laat dit een ander zijn! Geen afscheid voor Mimi Hoe kil het was, geen regen, en de wind een scheermes op de weke huid, hoe kil, geween, geen regen, hoe de wortels van de populieren nu omklemmen, een verstikkende omhelzing, dit gegroefde hout, en hoe voortaan elk hout je handpalm is en ik in elke nerf je lijnen lees, en dit alleen nog weet: hoe kil het was, geen regen, en de diepe sneden van de wind. [pagina 59] [p. 59] Kalmthout revisited En weer de zure vlakte, onaangedaan onder de jagende wolken: spichtig bentgras, taaie erica. Maar onder deze schijnbare sluimer schuilt wreedheid: zonnedauw, verraderlijker dan de vennen, en waanzin: het gebalder en gebalts van korhoenders. Bij avondschemer, tegen de nog bleke maan zag het moegespeelde kind de schim van bokkerijders. En in het bed rond middernacht hoorde het ver, gedragen door een jammerende wind, één schot: onder een eeuwenoude eik viel een verrader. ‘Vader!’ Vorige Volgende