[De Tweede Ronde 1984, nummer 3]
Voorwoord
Dit is een België-nummer. Er bestaan wel geen Belgen, volgens het gevleugelde woord van Jules Destrée in zijn ‘Brief aan de Koning’ van 1912, maar er is een land dat België heet en prat gaat op twee literaturen, een Franse en een Nederlandse. De rubrieken Nederlands proza en Nederlandse poëzie zijn ditmaal dus het domein van onze zuiderburen. Gastredacteur Eddy van Vliet heeft veel van het materiaal verzameld: proza van Walter van den Broeck (een meesterlijke episode uit het vervolg op zíj́n Brief aan de Koning), van Gust Gils, Tom Lanoye en Monika van Paemel, die - hoe weinig bekend ook in Nederland - tot de beste auteurs van ons taalgebied behoort. Poëzie van Claus, De Coninck, Van Vliet en vele anderen, alsmede van Burssens (in Anthologie, mét Burssens' beste proza), terwijl Light Verse verrassingen brengt van zowel Vlaamse als Waalse huize, waaronder enkele spotzieke uitingen van gezonde zelfhaat.
In Vertaalde poëzie en Vertaald proza ruime aandacht allereerst voor België's Nobelprijswinnaar (1911) Maurice Maeterlinck (vijf van zijn Quinze Chansons en een ijzingwekkend verhaal van Breugheliaanse allure, terwijl ook Essay ten dele aan hem is gewijd); de overige Franstalige Gentenaren (Van Lerberghe, Rodenbach, Verhaeren) zijn vertegenwoordigd met poëzie. Daarnaast is Michaux met proza èn poëzie in dit nummer aanwezig; verder vele interessante onbekenden; enkele grote vergetenen, zoals de Prince de Ligne en Marie Nizet; een curiosum van Magritte; verhalen van Hellens en Malva, enzovoort.
In Tekeningen laat Louis Paul Boon zich van zijn picturale kant zien met erotisch werk. De twee beroemdste auteurs van België tenslotte, Elsschot en Simenon, ontbreken niet: Elsschot is vertegenwoordigd met een brief aan Louis Paul Boon en een Greshoff-vertaling, Simenon met herinneringen aan zijn Luikse jeugd. De rijke keuze aan materiaal heeft ons ertoe gedwongen dit nummer met 40 pagina's uit te breiden.
Redactie