De Tweede Ronde. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De anatomische les
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omgeven door een witte geribbelde hoes die hij om zijn nek vastmaakte om de wervels op één lijn te houden en hem te beletten zonder steun zijn hoofd te draaien. De steun en de beperkte bewegingsvrijheid moesten de brandende pijn verminderen die van achter zijn rechter oor zijn nek inliep en zich onder het schouderblad vertakte als een ondersteboven gekeerde menora. Soms hielp de kraag, soms niet, maar hem dragen alleen al was even gekmakend als de pijn zelf. Concentreren kon hij zich uitsluitend op zijn eigen persoon in zijn kraag. In handen had hij een boek uit zijn studententijd, The Oxford Book of Seventeenth Century Verse. Op de binnenzijde van de voorflap stond in blauwe inkt zijn naam met de datum, en daarboven een potloodnotitie in zijn handschrift van 1949, een eerstejaars-aperçu dat luidde: ‘De Metaphysical Poets stappen gemakkelijk van het alledaagse over op het verhevene.’ Voor het eerst in vierentwintig jaar sloeg hij de gedichten van George Herbert op. Hij had het boek van de plank gepakt om ‘The Collar’ te lezen, hopend er iets in tegen te komen dat hem zou helpen de zijne te dragen. Dat werd algemeen gezien als een functie van grote literatuur: tegengif voor lijden door de uitbeelding van ons gemeenschappelijke lot. Zoals Zuckerman begon te beseffen, kon je van pijn vreselijk primitief worden als je die niet regelmatig compenseerde met vaste doses filosofische gedachten. Misschien kon hij een paar tips uit Herbert oppikken. ... Shall I be still in suit?
Have I no harvest but a thorn
To let me blood, and not restore
What I have lost with cordiall fruit?
Sure there was wine
Before my sighs did drie it: there was corn
Before my tears did drown it.
Is the yeare only lost to me?
Have I no bayes to crown it?
No flowers, no garlands gay? all blasted
All wasted?
... But as I rav'd and grew more fierce and wilde
At every word
Me thought I heard one calling, Childe:
And I reply'd, My Lord.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo goed als hij met zijn pijnlijke arm kon, smeet hij het boekwerk door de kamer. Dat in geen geval! Hij verdomde het om van zijn kraag, of van de kwelling die die behoorde te verlichten, een metafoor te maken voor iets dermate hoogdravends. Metafysische dichters mogen dan makkelijk van het alledaagse op het verhevene overstappen, de ervaring van de afgelopen anderhalf jaar wees er volgens Zuckerman op dat hij zich in tegenovergestelde richting bewoog, als er al van enige beweging sprake was. Op zijn verhevenst was hij geweest wanneer hij de laatste bladzij van een boek schreef, en dat was al in geen vier jaar meer voorgekomen. Hij kon zich niet eens herinneren wanneer hij voor het laatst een leesbare pagina geschreven had. Zelfs met de kraag om, maakten de kramp boven in de monnikskapspier en de pijnlijke irritatie aan weerszijden van de ruggegraat het moeilijk om simpelweg een adres op een envelop te tikken. Toen een orthopeed van het Mount Sinaï Ziekenhuis zijn klachten toeschreef aan twintig jaar van getimmer op een gewone portable, ging hij er onmiddellijk op uit om een ibm Selectric ii te kopen; toen hij thuis echter aan het werk trachtte te gaan, bleek hij achter het nieuwe, onwennige ibm-toetsenbord even veel pijn te hebben als achter zijn laatste kleine Olivetti. Eén vluchtige blik op de Olivetti, opgeborgen in het gehavende koffertje achter in zijn slaapkamerkast, en de depressie golfde aan - zo moest Bojangles Robinson zich hebben gevoeld als hij naar zijn oude dansschoenen keek. Hoe eenvoudig toch, toen hij nog gezond was, om hem opzij te schuiven en ruimte op zijn bureau te maken voor zijn lunch of zijn aantekeningen of zijn lectuur of zijn post. Hoe heerlijk had hij het gevonden om ze ervan langs te geven, die zwijgende, nimmer klagende sparring-partners - alle opstoppers die hij ze sinds zijn twintigste had verkocht! Ze hadden voor hem klaargestaan wanneer hij zijn alimentatie betaalde, zijn fans terugschreef, of verpletterd door de schoonheid of de lelijkheid van wat hij net op papier gezet had zijn hoofd ernaast neerlegde, klaargestaan voor elke pagina van elke versie van de vier gepubliceerde en de drie levend begraven romans - als Olivetti's praten konden zou de romanschrijver in zijn hemd komen te staan. Terwijl de door de eerste orthopeed voorgeschreven ibm niets te bieden had - behalve dan dat zelfingenomen, puriteinse, vakkundige gezoem waarmee ze zichzelf en haar deugden aanprees: ik ben een Selectric ii met correctietoets. Ik doe nooit iets verkeerd. Ik heb geen idee wie die vent is. En hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelf zo te zien ook niet. Met de hand schrijven was niet minder problematisch. Zelfs in de goede ouwe tijd had hij, zijn linkerhand over het papier voortduwend, al veel weggehad van een dappere vastberaden stakkerd die bezig was te leren hoe hij een kunstarm moest gebruiken. Het resultaat was bovendien niet bepaald makkelijk te ontcijferen. Nergens was hij zo'n stuntel in als in met de hand schrijven. Hij danste de rumba beter dan dat hij met de hand schreef. Hij hield de pen te stijf vast. Hij klemde zijn kiezen op elkaar en trok gepijnigde gezichten. Hij stak zijn elleboog zijwaarts uit alsof hij de schoolslag ging doen en maakte met zijn hand een haakvormige beweging zodat die dwars op zijn onderarm kwam te staan en de letters van boven in plaats van van onderen vormde - de slangenmensachtige manier waarop menig linkshandig kind in het tijdperk van de inktpot zichzelf geleerd had om van links naar rechts over het papier voortgaand in zijn eigen schrijfsels geen vlekken te maken. Een hem warm aanbevolen osteopaat was zelfs tot de conclusie gekomen dat dat nou net de oorzaak van Zuckermans problemen was: de vlijtige linkshandige schooljongen die, zijn uiterste best doend de natte inkt-hindernis te overwinnen, begonnen was de ruggegraat van de schrijver microscopisch uit het lood te wringen en schuin naar beneden zijn heiligbeen in te draaien. Zijn ribbenkast was scheef. Zijn sleutelbeen was krom. Zijn linker schouderblad stak onderaan uit zoals bij een kip. En zijn opperarmbeen zat zelfs te krap verpakt in het schouderkapsel en stak scheef in de gewrichtskom. In de ogen van een leek mocht hij dan min of meer symmetrisch en goed geproportioneerd zijn, van binnen was hij even misvormd als Richard iii. Volgens de osteopaat was hij sinds zijn zevende gestaag kromgegroeid. 't Was begonnen met zijn huiswerk. Begonnen met zijn eerste kroniek over het leven in New Jersey. ‘In 1666 kreeg Robert Treat van gouverneur Carteret een vertaler en een gids mee de rivier de Hackensack op voor een ontmoeting met een representant van Oraton, het bejaarde opperhoofd van de Hackensacks. Robert Treat wilde Oraton laten weten dat de blanke kolonisten enkel vrede wensten.’ Begonnen op zijn tiende met de Newarker Robert Treat en de welluidende elegantie van vertaler en vertegenwoordiger, en geëindigd met de Newarker Gilbert Carnovsky en de botte eenlettergrepige woorden pik en kut. Dat was de Hackensack die de schrijver opgepeddeld was, alleen maar om aan te meren in de ha- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven van pijn. Wanneer rechtop achter de typemachine zitten te pijnlijk werd, probeerde hij er achterovergeleund in een luie stoel het beste van te maken met zijn verre van volmaakte handschrift. De kraag was er om zijn nek recht te houden, de harde, kussenloze leuning van de beklede stoel om zijn ruggegraat steun te geven, en een stuk geplastificeerd spaanplaat op de armleuningen van de stoel, naar zijn opgave op maat gezaagd, als draagbare tafel voor zijn schriften, voor de cahiers waarin hij schreef. Zijn woning was beslist rustig genoeg voor algehele concentratie. In zijn grote werkkamerramen had hij dubbele beglazing laten aanbrengen zodat er geen tv- of pick-up-geluiden konden binnen schetteren vanuit het gebouw achter zijn veel sjiekere flat, en het plafond was geluiddicht gemaakt, dus hij zou niet gestoord worden door het gekrabbel van de twee pekineesjes van zijn bovenbuur. In de werkkamer lag donkere roodbruine wollen vloerbedekking, en bij de ramen hingen crème fluwelen gordijnen tot aan de grond. Het was een gezellige, rustige, door boeken omgeven ruimte. Zijn halve leven had hij in de afzondering van net zulke kamers doorgebracht. Boven op het kastje waarin hij zijn fles wodka en zijn glas had staan, bevonden zich geliefde oude foto's in plexiglazen standaards: zijn overleden ouders als jonggehuwden in de achtertuin van zijn grootouders, ex-vrouwen blakend van gezondheid op Nantucket, zijn van hem vervreemde broer in 1957, net van de Cornell Universiteit, magna cum laude (en tabula rasa) met baret en toga. Als hij overdag al zijn mond opendeed, dan was het slechts voor gebabbel tegen die foto's, voor het overige genoeg stilte om zelfs een Proust tevreden te stellen. Hij had stilte, comfort, tijd, geld, maar met de hand schrijven veroorzaakte een kloppende pijn in zijn bovenarm die hem in een mum van tijd een misselijk gevoel in zijn maag bezorgde. Hij kneedde de spier met zijn rechterhand terwijl hij met zijn linker door bleef schrijven. Hij probeerde er niet aan te denken. Hij deed net of niet zijn bovenarm pijn deed maar die van iemand anders. Hij probeerde de pijn te vlug af te zijn door op te houden en weer te beginnen. Lang genoeg ophouden bracht baat tegen de pijn maar schaadde het schrijven; tegen de tijd dat hij voor de tiende keer ophield had hij niets meer te schrijven, en met niets meer te schrijven geen reden om te leven. Als hij de nekkraag met een ruk afdeed en zich op de grond wierp, leek het scheurende geluid van de loskomende kleefband wel door zijn dar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men uitgestoten te worden. Elke gedachte, elk gevoel verstrikt in de zelfzucht van pijn. In een kindermeubilairzaak in de Fifty-seventh Street had hij een zacht, met rood plastic overtrokken boxkleed gekocht dat nu permanent in zijn werkkamer uitgevouwen lag, tussen zijn bureau en zijn luie stoel. Wanneer rechtopzitten ondraaglijk werd, strekte hij zich op zijn rug op het boxkleed uit, zijn hoofd ondersteund door Roget's Thesaurus. Onderhand was hij de meeste handelingen van zijn wakende leven op het boxkleed gaan verrichten. Niet meer beladen met een bovenlijf of opgezadeld met zeven kilo hoofd, kon hij vanaf het boxkleed telefoongesprekken voeren, bezoek ontvangen, en Watergate op de tv volgen. In plaats van zijn eigen bril droeg hij een prismabril die hem in staat stelde om onder een hoek van negentig graden te kijken. Deze was voor bedlegerigen ontworpen door een optische firma in het centrum waar hij door zijn fysiotherapeut heen gestuurd was. Door zijn prismabril volgde hij het gechicaneer van onze president - de stompzinnige gebaren, het satanische gezweet, de krankjoreme, verbijsterende leugens. Hij had bijna te doen met die man, de enige andere Amerikaan die hij dagelijks zag en die in even grote moeilijkheden leek te verkeren als hijzelf. Plat op de grond kon Zuckerman ook zien wie van zijn vrouwen er rechtop op de bank zat. En de vrouw in kwestie zag de ondoorzichtige rechthoekige onderkanten van de vooruitstekende glazen, en Zuckerman die over Nixon uitleg gaf richting plafond. Hij probeerde vanaf het boxkleed fictie aan een secretaresse te dicteren, maar hij miste daar de vlotheid voor en had soms een uur lang geen woord te zeggen. Schrijven zonder het geschrevene te zien kon hij niet; hoewel hij zich een beeld wist te vormen van wat de zinnen uitbeeldden, kon hij zich van de zinnen geen beeld vormen als hij niet zag hoe ze zich ontvouwden en aaneenregen. De secretaresse was pas twintig en liet zich, vooral de eerste weken, wat al te makkelijk door zijn benauwenis overmannen. De zittingen waren hun allebei een kwelling en eindigden meestal met de secretaresse op het boxkleed. Gemeenschap, fellatio en cunnilingus doorstond Zuckerman min of meer pijnloos, mits hij op zijn rug lag en zijn hoofd op de thesaurus liet rusten. De thesaurus was net dik genoeg om te voorkomen dat zijn hoofd lager dan zijn schouders kwam te liggen en de pijn in zijn nek opkwam. Voorin stond geschreven: ‘Van pap - je hebt mijn volledige vertrou- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wen,’ en de datum: ‘24 juni 1946’. Een boek om zijn woordenschat mee te verrijken, gekregen toen hij van de lagere school kwam. De vier vrouwen kwamen om het boxkleed met hem te delen. Zij waren de enige beroering in zijn leven: vertrouwelingekookster-huishoudster-kameraad - en afgezien van de doses lijden van Nixon tevens zijn enige vermaak. Op zijn rug voelde hij zich net hun hoer, met seks betalend voor de bezorging van de melk en de krant. Ze vertelden hem over hun problemen, trokken hun kleren uit en brachten de holten naar omlaag die Zuckerman moest binnendringen. Daar het hem zowel aan een veeleisend beroep als aan een gunstige prognose ontbrak, konden ze met hem doen wat ze wilden; hoe meer zijn hulpeloosheid in het oog sprong, hoe vrijmoediger ze hem begeerden. Daarna vertrokken ze. Ze wasten zich, sloegen een kop koffie achterover, knielden neer voor een afscheidszoen en vertrokken, gingen op in een echt leven, Zuckerman op zijn rug achterlatend voor de volgende die op de bel drukte. Schrijvend en wel had hij voor dit soort liaisons nooit tijd gehad, zelfs niet wanneer de verleiding groot was. Te veel echtgenotes in te weinig jaren voor een consortium van minnaressen. Het huwelijk was voor hem een bolwerk geweest tegen de enorme afleiding die vrouwen vormden. Hij was getrouwd omwille van de orde, de intimiteit, de betrouwbare kameraadschap, de gewenning en de regelmaat van het monogame leven; hij was getrouwd om nooit meer zijn tijd te verspillen aan verhoudingen, of gek te worden van verveling op het zoveelste feestje, of 's avonds eenzaam in de huiskamer te zitten na een dag van eenzaamheid in zijn werkkamer. Elke avond alleen zitten met het leeswerk dat nodig was om zich te kunnen concentreren op de volgende dag van solitair geschrijf was zelfs de zo van één ding bezeten Zuckerman te veel, en dus had hij een vrouw tot zijn gerieflijke soberheid verleid, één vrouw tegelijk, een rustige, bedachtzame, serieuze, geletterde, zelfstandige vrouw die niet mee uit genomen hoefde te worden, die het in plaats daarvan best vond om na het eten tegenover hem en zijn boek in stilte te zitten lezen. Na elke scheiding ontdekte hij opnieuw dat de ongehuwde man vrouwen mee uit moest nemen: naar restaurants, voor wandelingen in het park, naar musea, de opera en de film - niet alleen om de film te zien, maar ook om er naderhand over te praten. Als ze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geliefden werden, dan ontstond het probleem hoe 's morgens met een nog frisse geest voor zijn werk weg te komen. Sommige vrouwen verwachtten dat hij met hen ontbeet, onder het ontbijt zelfs met hen praatte net als andere mensen. Soms wilden ze weer naar bed. Wilde hij weer naar bed. In bed zou het ontegenzeglijk interessanter zijn dan thuis achter de typemachine aan het boek. En veel minder frustrerend ook. Je kon er tenminste afmaken wat je begonnen was zonder tien valse starts, zestien voorlopige versies en al dat geijsbeer door de kamer. En dus verslapte zijn waakzaamheid - en de morgen was verknald. Totaal geen sprake van dergelijke verleidingen met de echtgenotes, althans niet na verloop van tijd. Maar de pijn had alles veranderd. Wie er 's nachts ook bleef, ze werd niet alleen uitgenodigd voor een ontbijt maar ook gevraagd te blijven lunchen als ze tijd had (en als er tot het avondeten niemand anders langskwam). Dan stopte hij een nat washandje en een propvolle ijszak onder zijn badstof kamerjas, en ging, terwijl het ijs het bovenste deel van zijn monnikskapspier verdoofde (en de orthopedische kraag zijn nek steun gaf), achterovergeleund in zijn rode fluwelen stoel zitten luisteren. In de tijd dat hij alleen maar bezig was zo hard mogelijk te zwoegen, had hij een fataal zwak voor hooggestemde partners gehad; uitstekende gelegenheid, deze immobiliteit, om vrouwen te peilen die minder voorspelbaar rechtschapen waren dan zijn drie ex-echtgenotes. Misschien zou hij er iets van opsteken, misschien niet, maar ze hielpen hem in elk geval aan afleiding, en volgens de reumatoloog van het New York University Ziekenhuis kon afleiding, mits door de patiënt met ware vasthoudendheid nagestreefd, zelfs de ergste pijn tot een draaglijk niveau terugbrengen. De psychoanalyticus die hij raadpleegde nam een tegengesteld standpunt in: hardop vroeg hij zich af of Zuckerman de strijd tegen de ziekte niet opgegeven had om zijn ‘harem Florence Nightingales’ (met een redelijk gerust geweten) aan te houden. Zuckerman was dermate verbolgen over die hatelijkheid dat hij bijna wegliep. Opgegeven? Was er ook maar iets dat hij niet geprobeerd had - dat hij niet proberen wilde? Sedert de pijn anderhalf jaar geleden echt ernstig was geworden had hij op zijn beurt zitten wachten bij drie orthopeden, twee neurologen, een fysiotherapeut, een osteopaat, een vitaminedokter, een acupuncturist, en tenslotte de analyticus. De acupuncturist had bij vijftien verschil- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lende gelegenheden twaalf naalden in hem gestoken, honderdtachtig naalden in totaal, waarvan er geen een ook maar enige uitwerking had gehad. Zuckerman zat met ontbloot bovenlijf in een van de acht hokjes van de acupuncturist met de naalden uit hem hangend The New York Times te lezen - bleef gehoorzaam een kwartier zitten, betaalde vervolgens de verschuldigde vijfentwintig dollar en reed terug naar het noorden van de stad, kreunend van de pijn telkens wanneer de taxi door een kuil reed. De vitaminedokter gaf hem een reeks van vijf vitamine B-12-injecties. De osteopaat rukte zijn ribbenkast omhoog, trok in zijwaartse richting aan zijn armen, en knakte zijn nek keihard naar beide kanten. De fysiotherapeut gaf hem paraffinebehandelingen, ultrakortegolf, en massage. De ene orthopeed gaf hem triggerpoint-injecties en zei hem de Olivetti weg te doen en de ibm te kopen; de volgende vertelde Zuckerman eerst dat hij ook schrijver was, hoewel niet van ‘bestsellers’, onderzocht hem terwijl hij lag, rechtop en voorovergebogen stond, en loodste hem, toen hij zich had aangekleed, zijn spreekkamer uit terwijl hij zijn assistente meedeelde dat hij die week geen tijd meer aan hypochonders kon verspillen. De derde orthopeed schreef voor 's ochtends twintig minuten in een heet bad te gaan liggen en daarna een aantal rek-oefeningen te doen. De baden waren best aangenaam - Zuckerman luisterde met de deur open naar Mahler - maar de oefeningen, hoe simpel ook, verergerden al zijn pijnen dermate dat hij zich binnen een week weer naar de eerste orthopeed repte die hem andermaal een reeks triggerpoint-injecties gaf welke niet hielpen. De radioloog maakte röntgenfoto's van zijn borst, rug, nek, schedel, schouders en armen. De eerste neuroloog die de foto's zag zei dat hij wou dat zijn eigen ruggegraat in zo'n puike conditie verkeerde; de tweede schreef ziekenhuisopname voor, twee weken nektractie om de druk op een tussenwervelschijf in zijn nek te verlichten - zo niet het ergste wat Zuckerman ooit meegemaakt had, dan toch veruit het meest vernederende. Hij wilde er niet eens over nadenken, en gewoonlijk kon hem niets overkomen of hij wilde erover nadenken, hoe erg het ook was. Maar zijn lafhartigheid verbijsterde hem. Zelfs de pijnstillers hielpen hem allesbehalve, maakten zijn machteloosheid nog angstaanjagender en benauwender. Vanaf het moment dat ze de gewichten bevestigden aan het tuigje waar zijn hoofd in zat, wist hij dat hij waanzinnig zou worden. De morgen van de achtste dag begon hij, terwijl er niemand in de kamer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was die hem horen kon, vanuit het bed waar hij aan vastgebonden zat te schreeuwen: ‘Laat me eruit! Maak me los!’ en binnen een kwartier stond hij aangekleed beneden bij het kassiershokje zijn rekening te voldoen. Pas toen hij heelhuids buiten een taxi aanhield, dacht hij: ‘Hoe moet dat als er werkelijk iets verschrikkelijks met je mis is? Wat doe je dan?’ Jenny was van buiten de stad naar hem toegereisd om te helpen de voor twee weken geplande tractie door te komen. 's Morgens liep ze de galerieën en musea af, en na de lunch kwam ze naar het ziekenhuis en las hem twee uur uit De toverberg voor. Dat had een voor deze gelegenheid geschikte pil geleken, maar stijf aan zijn bed vastgebonden raakte Zuckerman almaar meer geïrriteerd door Hans Castorp en de dynamische mogelijkheden tot groei die de tbc hem bezorgde. En het leven op kamer 611 van het New York Ziekenhuis haalde het niet bij de luxe pracht van een Zwitsers sanatorium van voor de eerste wereldoorlog, zelfs niet voor de prijs van vijftienhonderd dollar per week. ‘Klinkt me in de oren,’ zei hij tegen Jenny, ‘als een kruising tussen de Salzburger Seminaars en de oude deftige Queen Mary. Vijf uitgebreide maaltijden per dag en verder saaie lezingen van Europese intellectuelen, inclusief erudiete grapjes. Al dat gefilosofeer. Al die sneeuw. Doet me denken aan de Universiteit van Chicago.’ Hij had Jenny leren kennen tijdens een bezoek aan een buitenhuisje van vrienden op een beboste berghelling in het dorpje Bearsville aan de Hudson. Als dochter van een plaatselijke onderwijzer had ze de schildersopleiding van de Cooper Union gedaan, daarna drie jaar in haar eentje met een rugzak door Europa gereisd, en nu, weer terug waar ze begonnen was, woonde ze alleen in een houten keet met een kat, haar schilderijen, en een Franklinkachel. Ze was achtentwintig, fors, eenzaam, onbehouwen, had een roze gezicht, een gaaf gebit met nogal grote witte tanden, peenkleurig haar, fijn als van een baby, en indrukwekkend gespierde armen. Geen lange verleidstersvingers als zijn secretaresse Diana - ze had handen. ‘Als je het leuk vindt,’ zei ze tegen Zuckerman, ‘zal ik je een keer verhalen vertellen over mijn baantjes - “Mijn biceps en hoe ik ze gekregen heb.”’ Voor hij terugging naar Manhattan had hij haar onaangekondigd in haar hut opgezocht, zogenaamd om haar landschappen te bekijken. Luchten, bomen, heuvels en wegen, even onbehouwen als ze zelf was. Van Gogh zonder de trillende zon. Citaten uit de brieven van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Gogh aan zijn broer hingen naast de ezel, en een stukgelezen Franse uitgave van de brieven, het exemplaar dat ze heel Europa door in haar rugzak meegesleept had, lag tussen de stapel kunstboeken naast de divan. Aan de spaanplaat wanden hingen potloodtekeningen: koeien, paarden, varkens, vogelnesten, bloemen, groente - alles sprak met dezelfde directe charme: ‘Hier ben ik en ik ben echt.’ Ze slenterden door een verwaarloosde boomgaard achter de hut en proefden van het knobbelige fruit. Jenny vroeg hem: ‘Waarom breng je je hand toch steeds naar je schouder?’ Zuckerman had niet eens beseft wat hij deed; de pijn had toen nog maar ongeveer een kwart van zijn bestaan in beslag genomen en hij zag het nog als een soort vlekje dat enkel weggeveegd hoefde te worden. Maar hoe hij ook veegde, er gebeurde niets. ‘Een soort spanning,’ antwoordde hij. ‘Door het afweren van de critici?’ vroeg ze. ‘Waarschijnlijk eerder door het afweren van mezelf. Hoe is het hier in je eentje?’ ‘Veel schilderen, veel tuinieren, veel masturberen. Het is vast leuk om veel geld te hebben en van alles te kopen. Wat is het meest verkwistende dat je ooit gedaan hebt?’ Het meest verkwistende, het meest dwaze, het meest laaghartige, het meest opwindende - hij vertelde het haar, daarna zij hem. Uren van vraag en antwoord, en aanvankelijk bleef het daarbij. ‘Onze geweldige seksloze verstandhouding,’ noemde ze het, wanneer ze 's avonds lang achtereen door de telefoon met elkaar praatten. ‘Heb ik even pech, misschien, maar ik wil niet een van je vriendinnetjes worden. Met mijn hamer ben ik beter af, ben een nieuwe vloer aan het leggen.’ ‘Hoe heb je geleerd een vloer te leggen?’ ‘Oh, dat is makkelijk.’ Midden in de nacht had ze een keer gebeld om hem te vertellen dat ze bij maanlicht de tuin ingegaan was om de groenten binnen te halen. ‘De autochtonen hier zeggen dat het over een paar uur gaat vriezen. Ik kom naar Lemnos om jou je wonden te zien likken.’ ‘Lemnos? Er staat me niets bij van Lemnos.’ ‘Waar de Grieken Philoctetes met zijn voet achterlieten.’ Ze was drie dagen op Lemnos gebleven. Ze bespoot de onderkant van zijn nek met verdovende ethylchloride; ontkleed nam ze schrijlings op zijn in de knoop zittende rug plaats en masseerde hem tussen zijn schouderbladen; ze kookte eten voor hen beiden, coq au vin en cassoulet - gerechten die sterk naar spek smaakten - met de groenten die ze voor de vorst geoogst had; ze vertelde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hem over Frankrijk en haar avonturen daar met mannen en vrouwen. Toen hij tegen bedtijd uit de badkamer kwam, betrapte hij haar bij het bureau op gesnuffel in zijn agenda. ‘Merkwaardig heimelijk,’ zei hij, ‘voor iemand die zo open is.’ Ze lachte alleen maar en zei: ‘Je zou niet kunnen schrijven als jij niet nog veel erger was. Wie is “d”? Wie is “d”? Met zijn hoevelen zijn we alles bij elkaar?’ ‘Hoezo? Wou je er een paar leren kennen?’ ‘Nee dank je. Ik voel er weinig voor om me met dat soort dingen bezig te houden. Daar dacht ik me op mijn berg juist langzamerhand aan te onttrekken.’ De laatste ochtend van dat eerste bezoek wilde hij haar iets geven - iets anders dan een boek. Zijn hele leven had hij vrouwen boeken (met de bijbehorende explicaties) gegeven. Jenny gaf hij tien biljetten van honderd dollar. ‘Waarvoor is dat?’ zei ze. ‘Je zei zoëven dat je het niet kon uitstaan dat je er als een boerenkinkel uitzag toen je hier naartoe kwam. En je was ook benieuwd naar verkwisterij. Van Gogh had zijn broer, jij hebt mij. Pak aan.’ Drie uur later kwam ze terug met een scharlaken kasjmieren mantel, donkerrode laarzen, en een grote fles Bal à Versailles. ‘Ik ben naar Bergdorf gegaan,’ zei ze nogal verlegen, maar trots - ‘hier is je wisselgeld,’ en ze gaf hem twee quarters, een dime, en drie pennies. Ze deed al haar kinkelkleren uit en trok alleen de mantel en de laarzen aan. ‘Weet je?’ zei ze, in de spiegel kijkend. ‘Ik heb het gevoel dat ik mooi ben.’ ‘Je bent mooi.’ Ze maakte de fles open en bette zich met de stop; ze parfumeerde het puntje van haar tong. Toen weer terug naar de spiegel. Een langdurige blik. ‘Ik voel me lang.’ Dat was ze niet en zou ze ook nooit worden. Die avond belde ze van buiten de stad op om hem te vertellen over de reactie van haar moeder toen ze geurend naar Bal à Versailles met de mantel aan bij haar langs ging en verklaarde dat ze hem cadeau gekregen had van een man. ‘Ze zei: “Ik ben benieuwd hoe je oma op die jas zal reageren.”’ Tja, een harem is een harem, dacht Zuckerman. ‘Vraag je oma welke maat ze heeft, dan koop ik er voor haar ook eentje.’ De twee weken tractie in het ziekenhuis begonnen voor Jenny 's middags met voorlezen uit De toverberg, dan 's avonds terug naar zijn appartement om in haar schetsboek tekeningen te maken van zijn bureau, zijn stoel, zijn boekenplanken en zijn kleren, tekeningen die ze tijdens haar volgende bezoek in zijn kamer aan de muur plakte. Elke dag maakte ze een tekening van een ouderwetse Amerikaanse merklap met in het midden een opbeurende spreuk ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
borduurd, en ook die plakte ze aan de muur die hij zien kon. ‘Om je kijk op de dingen meer diepte te geven,’ zei ze tegen hem. Het enige tegengif voor geestelijk lijden
is lichamelijke pijn
karl marx
Men houdt niet minder van een plek
als men er geleden heeft.
jane austen
Als men sterk genoeg is om bepaalde schokken te weerstaan, min of meer ingewikkelde lichamelijke problemen op te lossen, dan bevindt men zich van zijn veertigste tot zijn vijftigste weer in nieuw, relatief rustig vaarwater. Ze ontwierp een tabel om te kunnen zien hoe zijn kijk op de dingen tengevolge van de behandeling veranderde. Na zeven dagen zag die er zo uit:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toen ze de achtste middag met haar schetsboek kamer 611 binnenkwam, was Zuckerman weg; ze vond hem thuis, op het boxkleed, half dronken. ‘Te veel mezelf in de kijkerd voor de kijk op de dingen,’ zei hij tegen haar. ‘Te allesomvattend. Te isolerend. In elkaar geklapt.’ ‘Nou,’ zei ze luchtig, ‘dat zou ik niet direct in elkaar klappen noemen. Ik had het nog geen uur uitgehouden.’ ‘Het leven kleiner en kleiner en kleiner. Denkend aan mijn nek wakker worden, denkend aan mijn nek in slaap vallen. Enige gedachte: naar welke dokter als die nek hier ook niet mee geholpen is. Daar om te herstellen in de wetenschap dat het erger werd. Hans Castorp beter in dat soort dingen dan ik, Jennifer. Niets anders in dat bed dan mezelf. Niets dan een nek die nek-gedachten dacht. Geen Settembrini, geen Naphta, geen sneeuw. Geen fascinerende intellectuele reis. Probeer eruit te komen en werk me er alleen maar dieper in. Verslagen. Beschaamd.’ En tevens kwaad genoeg om te schreeuwen. ‘Nee, het kwam door mij.’ Ze schonk hem nog een glas in. ‘Ik wou dat ik een betere entertainer was. Was ik maar niet zo'n botte lomperik. Nou ja, zet het van je af. We hebben het geprobeerd - het is niet gelukt.’ Hij zat aan de keukentafel over zijn nek te wrijven en de wodka op te drinken terwijl zij haar spekachtige lamsragoût maakte. Hij wilde haar niet uit het oog verliezen. Nuchtere Jenny, laten we het proberen met enkel en alleen de grondslag van de huiselijkheid - kom bij me wonen en wees mijn lieve lompe botterikje. Hij stond op het punt haar te vragen bij hem in te trekken. ‘Ik zei in bed tegen mezelf: “Wat er ook gebeurt, als ik hier weg ben werp ik me weer op mijn werk. Als het pijn doet dan doet het maar pijn, verdomme. Gewoon al je verstand bijeenrapen en je eroverheen zetten.”’ ‘En?’ ‘Te elementair voor het verstand. Verstand krijgt er geen vat op. Erover piekeren, me erover verbazen, ertegen vechten, het behandelen, negeren, proberen er achter te komen wat het is - mijn gebruikelijke innerlijk lijkt Times Square met oud en nieuw wel. Als je pijn lijdt denk je enkel en alleen aan geen pijn lijden. Telkens weer terug en terug naar die ene obsessie. Ik had je nooit moeten vragen hierheen te komen. Ik had het alléén moeten doen. Maar zelfs met jou erbij was ik te zwak. En jij, hiervan getuige.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Waarvan getuige? Kom zeg, voor mijn kijk op die dingen was het prima. Je hebt geen idee hoe heerlijk ik het gevonden heb om in een rok hier rond te darren. Ik heb nu al tijden lang voor mezelf gezorgd op die serieuze rauwdouwerige manier van me. Nou, voor jou kan ik zachter, vriendelijker, bedaarder zijn - jij hebt gezorgd dat ik op een vrouwelijke manier verzorgend kon zijn. Niemand hoeft dat rot te vinden. De tijd van schuldgevoelens is voorbij, Nathan, voor ons alletwee. Ik ben jou van nut, jij bent mij van nut, en laten we ons geen van beiden zorgen maken over de gevolgen. Laat mijn oma dat maar doen.’ Jenny kiezen? Verleidelijk als ze zover te krijgen was. Haar temperament, haar gezondheid, haar onafhankelijkheid, de Van Gogh-citaten, haar onwankelbare wil - de kalmerende uitwerking die dat alles op hem en zijn invalide-gekte had. Maar wat zou er gebeuren als hij weer beter was? Jenny kiezen vanwege de eigenschappen waarmee ze de mevrouwen Zuckerman i, ii en iii benadert? De best denkbare reden om haar niet te kiezen. Kiezen als een patiënt die een verpleegster nodig heeft? Een vrouw als pleister? In zo'n benarde situatie is er geen andere keus dan niet kiezen. Afwachten maar, voorlopig. |
|