De Tweede Ronde. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Helaas niet geschikt voor ons fondsGa naar voetnoot*
| |
[pagina 150]
| |
bang is om zijn naam te noemen. M.i. moeten we kijken of de eerste vijf boeken afzonderlijk uitgegeven kunnen worden. Dan spelen we op zeker. Onder een titel als De desperado's van de Rode Zee. | |
Homerus. OdysseeMij persoonlijk staat het boek wel aan. Het is een mooi en meeslepend avonturenverhaal. Precies de juiste dosering liefde, huwelijkstrouw en slippertjes (mooi is bijv. de figuur van Kalypso, een echte mannenvraat), zelfs een Lolita-passage met het meisje Nausikaä, waarin de auteur zich heel mooi op de vlakte houdt, al bijeen een opwindend geheel. De handeling is vaak zeer dramatisch, er komen éénogige reuzen in voor, menseneters en zelfs een beetje drugs - net genoeg om niet in aanvaring met justitie te komen, want bij mijn weten valt de lotus niet onder het Narcotics Bureau. De laatste scènes staan in de beste tradities van de Western, er wordt flink geknokt en de scène met de boog is meesterlijk binnen het stramien van de suspense gehouden. Wat zal ik ervan zeggen? Je leest het in één adem uit, beter dan het eerste boek van dezelfde auteur, dat te statisch was met zijn vasthouden aan de eenheid van plaats en ging vervelen door een overmaat van gebeurtenissen - want bij de derde veldslag en het tiende duel heeft de lezer het mechanisme wel door. Toch hebben we destijds meegemaakt dat het verhaal van Achilles en Patroklos met zijn vleugje goed verkapte homoseksualiteit moeilijkheden opleverde met een officier van justitie in de provincie. In dit tweede boek ligt het allemaal anders. Het loopt allemaal als een trein, ook de toon is rustiger, weloverdacht, om niet te zeggen bedachtzaam. En dan de montage, het spel met de flashbacks, de raamvertellingen... Kortom, grote klasse; deze Homerus is werkelijk heel goed. Té goed, zou ik haast zeggen... Ik vraag me zelfs af of het wel allemaal uit zijn eigen koker komt. Zeker, zeker, al doende leert men (en wie weet wordt het derde boek een smasher), maar wat mij huiverig maakt - en in ieder geval tot een afwijzend oordeel brengt - is de chaos die we gaan krijgen met de rechten. Ik heb er met Eric Linder over gesproken en begrepen dat we daar niet makkelijk uit zullen komen. Om te beginnen is de auteur niet meer te achterhalen. Iedereen | |
[pagina 151]
| |
die hem gekend heeft zegt in ieder geval dat het onbegonnen werk was om met hem te gaan praten over kleine tekstwijzigingen, want hij is zo blind als een mol, hij houdt zich niet aan het manuscript en wekte zelfs de indruk dat hij dat niet zo goed kende. Hij citeerde uit het hoofd, wist niet zeker of hij het wel precies zó had geschreven en beweerde dat de kopiïst ermee had geknoeid. Hééft hij het nu geschreven, of is hij maar een stroman? (...) Volgens Linder liggen de rechten niet bij Homerus, want er moeten ook nog zekere Eolische barden worden gehoord, die ook een percentage horen te krijgen voor sommige delen. Volgens een literair agent van het eiland Chios zouden de rechten naar lokale rhapsoden gaan, die in feite als ghost writer zouden zijn opgetreden, maar hij weet niet of ze hun werk wel bij de plaatselijke schrijversbond hebben gedeponeerd. Een agent uit Smyrna zegt weer dat de rechten allemaal naar Homerus gaan, maar dat die overleden is en dat de stad gerechtigd is beslag te leggen op alle opbrengsten. Maar dat is niet de enige stad die dergelijke claims legt. (...) Ik heb geprobeerd Aristarchos van Samothrake om een inleiding te vragen, want hij heeft autoriteit en kan de zaak ordenen, maar met hem is helemaal geen land te bezeilen: hij wil nota bene in het boek aangeven wat al dan niet authentiek is; zodoende krijgen we een kritische editie en dan kun je de populaire uitgave wel gedag zeggen. (...) Kortom, als wij ons in dit avontuur storten, raken we in een juridisch wespennest, waar we niet meer uitkomen. (...) Het spijt me zeer, want het boek is heel verdienstelijk. Maar we kunnen ook niet nog eens voor politieagent gaan spelen. Ik zou het dus maar laten zitten. | |
Alighieri, Dante. De goddelijke komedieHet werk van Alighieri vertoont ongetwijfeld - hoewel hij een typische zondagsdichter is die in het gildewezen bij de apothekersorde is aangesloten - een zeker technisch talent en een opmerkelijke verhalende ‘adem’. Het werk - geschreven in plat Florentijns - bestaat uit zo'n honderd zangen in terzinen en menig fragment laat zich met interesse lezen. Vooral de stukken over astronomie en zekere bondige en pregnante stellingnames inzake theologie kwamen prettig op me over. Het derde deel van het boek is het | |
[pagina 152]
| |
leesbaarst en ook het meest toegankelijk, omdat het onderwerpen aansnijdt die dichter bij de smaak van de massa liggen en gaat over dagelijkse interesses van eventuele lezers, zoals de Verlossing, het Zaligmakend Visioen en de gebeden tot de Heilige Maagd. Het eerste deel is duister en buitennissig, met platvloerse erotische uitschieters, wreedheden en ronduit schunnige passages. Dat is één van de niet weinige bezwaren die ik ertegen heb, want ik vraag me af hoe de lezer die eerste zang door kan komen, die qua fantasie een reeks handboeken over het hiernamaals, zedekundige verhandelingen over de zonde e.d. niet te boven gaat. Maar wat ik er het meest op tegen heb is de - door vage avantgardistische pretenties ingegeven - keuze van het Toscaanse dialect. Dat het huidige Latijn een keer gemoderniseerd wordt, is een algemeen verlangen, niet alleen van groepjes literaire nieuwlichters. Maar er is een grens, zo niet binnen de wetten van de taal, dan toch in wat het publiek nog kan accepteren. We hebben gezien hoe het afliep met het lanceren van de zogenaamde ‘Siciliaanse Dichters’, die door hun uitgever per fiets bij de boekhandels verspreid moesten worden en die uiteindelijk in de ramsj beland zijn. Trouwens, als je begint met een gedicht in het Toscaans te publiceren, dan moet je er vervolgens een in het Milanees en het Venetiaans uitgeven enzovoort, wil je de hele markt bestrijken. Er is wel wat te doen met avant-gardeboekjes, maar in een onderneming met een monsterlijk boekwerk als dit kun je je niet storten. (...) | |
Sade, D.A. François. JustineHet manuscript zat tussen een hele stapel andere dingen die ik van de week moest bekijken en eerlijk gezegd heb ik het niet helemaal gelezen. Ik heb het op goed geluk op drie verschillende plaatsen opengeslagen en jullie weten dat dat voor een geoefend oog al genoeg is. Goed, de eerste keer stuit ik op een lawine van pagina's over natuurfilosofie, met verhandelingen over de wreedheid van de strijd om het bestaan, de voortplanting van de flora en de evolutie van de fauna. De tweede keer op minstens vijftien bladzijden over het begrip genot, de zintuigen, de verbeeldingskracht en dat soort dingen meer. De derde keer nog eens twintig bladzijden over de machtsverhoudingen tussen man en vrouw in verschillende lan- | |
[pagina 153]
| |
den... Dat lijkt me wel genoeg. We waren niet op zoek naar een filosofisch werk, het hedendaagse publiek wil seks, seks en nog eens seks. En bij voorkeur zo gevarieerd mogelijk. De lijn die we moeten aanhouden is die welke we begonnen zijn met De liefdes van Ridder de Faublas. Laten we de filosofische werken alsjeblieft aan Laterza overlaten. | |
Cervantes, Miguel. Don QuichoteDit niet altijd even leesbare boek vertelt de geschiedenis van een Spaanse edelman en zijn knecht die de wereld rondtrekken, ridderlijke fantasieën achterna. Deze Don Quichote is een tikje geschift (het is een echt round character, Cervantes kan wél vertellen), terwijl zijn knecht een simpele ziel is, begiftigd met een zeker primitief boerenverstand, iemand met wie de lezer zich al gauw identificeert en die probeert de fantastische ideeën van zijn meester te ontmythologiseren. Tot zover het verhaal, dat via een stel mooie, verrassende theatereffecten en heel wat sappige en hilarische voorvallen naar zijn ontknoping leidt. Maar wat ik er over wil opmerken gaat verder dan een persoonlijk oordeel over het boek. In onze goedlopende reeks ‘Het volle leven’ hebben we met opvallend veel succes titels uitgebracht als De ridders van de ronde tafel, De Legende van de Graal, De roman van Troje, Tristan en Isolde e.d. (...) Als we nu Cervantes nemen, brengen we een boek uit, hoe mooi ook, waardoor ons hele tot nu toe opgebouwde fonds door de mand dreigt te vallen en waarbij die andere romans afsteken als flauwe verzinsels en zwakzinnig geouwehoer. Ik heb alle begrip voor de vrijheid van meningsuiting, het hele moderne protestgebeuren en dat soort zaken, maar toch kunnen we met bovengenoemde reeks niet onze kl... riskeren. Dit temeer daar dit me typisch een werk lijkt dat niet voor herhaling vatbaar is, de schrijver komt net van de galeien, ik weet niet meer of hij er een arm of een been bij ingeschoten is, maar hij is er beroerd aan toe en hij ziet er niet naar uit dat hij nog eens aan een boek wil beginnen. Ik zou echt niet willen dat wij, in de race om vernieuwing tot elke prijs, een uitgeversbeleid op het spel zetten dat het tot nog toe goed heeft gedaan, van hoog zedelijk gehalte is (want zo is het toch) en lekker verdient. Afwijzen. | |
[pagina 154]
| |
Proust, Marcel. Op zoek naar de verloren tijdZonder meer een boeiend werk, te lang misschien, maar wel te slijten door er een pocketserie van te maken. Toch kan het niet zó. Er komt heel wat redactionele arbeid bij kijken: zo moet bijvoorbeeld de hele interpunctie herzien worden. De volzinnen zijn veel te vermoeiend, er zitten er tussen die een hele bladzijde beslaan. Door een goede editing die elke zin tot twee à drie regels terugbrengt door vaker af te breken, zou het boek zeker een stuk opknappen. Mocht de auteur daar niets voor voelen, dan maar liever laten schieten. Zó is het boek - hoe zal ik het zeggen - te astmatisch. | |
Kafka, Franz. Het procesGeen kwaad werkje, iets van een whodunit met Hitchcocktrekken; zoals de moord aan het slot, waar zeker een publiek voor is. Toch is het net alsof de auteur het onder censuur heeft geschreven. Wat moeten al die onduidelijke toespelingen, waarom ontbreken de persoons- en plaatsnamen? En waarvoor moet de hoofdpersoon terechtstaan? Als je die punten opheldert, het geheel wat concreter lokaliseert en feiten, feiten en nog eens feiten geeft, zal de handeling er doorzichtiger en de spanning er groter door worden. Die jonge schrijvers geloven dat ze ‘poëzie’ maken als ze ‘een man’ zeggen in plaats van ‘Meneer Dinges op plaats Zo en uur zus’... Enfin, als we er de hand op kunnen leggen, o.k., anders maar laten zitten. | |
Joyce, James. Finnegans WakeAlstublieft, zegt u tegen de redactie dat ze wat alerter zijn als ze me een boek ter lezing sturen. Ik ben lector Engels en jullie hebben me een boek gestuurd dat in de droes mag weten wat voor taal geschreven is. Het gaat terug per separate post.
(1972) |
|