De Tweede Ronde. Jaargang 5(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Drie gedichten Johanna Kruit [Ik lees] Ik lees. De schommel is een boot die haast vergaat. De tuin gaat op en neer. Gevaren dreigen. Schuimkoppen slaan over. De kat is deelgenoot van alles. Ze dommelt op mijn schoot terwijl de buurman als een held geregeld opduikt. Door het geweld hoor ik niet wat hij zegt. De dood krijgt me te pakken. Als ik zwaai naar hem verdwijn ik overboord. De kat springt weg. Ongehoord zout de zee. Ik zie een haai die op me afkomt. Het is moeder, ik ben woest. Mijn schuilplaats werd verraden door een poes. [pagina 57] [p. 57] [Een zomerdag] Een zomerdag. Ik doe of ik naar school ben. Vanwaar ik lig zie ik mijn vader in de tuin. Hij graaft en draagt het oude bruine jasje dat ik van hem ken. Daar komt mijn moeder. Zij draagt een geheim en legt het in het gat. Vlak achter haar zie ik de kat die weggejaagd wordt. Niemand mag daar zijn. Ik zie wat ik niet weten mag. De hele nacht hoor ik het zachte klagen van de kat. [Dromen genoeg] Dromen genoeg. De verte buigt zich van je af. Je kunt haar goed bevolken met wat je wilt. Boven de wolken ga je op reis. Het vergezicht beneemt de adem. Dromen zijn bedrog zegt moeder. Ga je handen wassen. Ze voedt je op, je kunt haar niet gelasten te zien naar wat zij zelf nooit heeft gezocht. Vorige Volgende