De Tweede Ronde. Jaargang 5(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Drie gedichten Albert Hagenaars Nachttocht Dit beschrijft, zuiver, het ontstaan van de tocht tijdens welke eenieder voor- goed in zwijgzaamheid is verzonken. Voorgangers en volgelingen schuiven ineen tot de hechte krans van eenmalig leven. Ik volg het doel dat een kind, diep in het achterland, ademloos zag naderen; wolken weken uiteen, boordevol geluk stond het een eeuwigheid in zichzelf, en nam dan door het beeld van vertrek de grens, teneinde te dichten wat zich nooit, lichtend als een spiegel, had mogen openen. [pagina 49] [p. 49] De afstand De eerste reizen, niet de verste, zijn de diepste en langst durende. Door de hoogste wanden heen tonen bestofte velden hun openzwaaiend verschiet en het zich als uit een foto langzaam en onheilspellend oprichten van het kind met de verstarde glimlach en grote ogen, dat de mijne nog volkomen vertrouwt, en zijn armen rakend naar me uitstrekt. Daarmee naderen mij, een voor een, de anderen met nog mechanischer gebaren, maar gaan voorbij, hernemen mijn plaats in ons zinloos streven. De kerseboom In de nacht lig ik volledig wakker. Op de muur schuift de maan over de velden van het vervalst weleer. Vogels wroeten onder de pannen. Een tak schaaft over het kozijn steeds weer, steeds valt alles bloot. De anderen slapen hoog met open ogen. Als gestorven lig ik in de diepte van een vreemd verlangen onder hen. Dan valt, door zijn eigen schuldige armen heen, het eerste kind uit de boom. Iedereen slaapt. Het blijft doodstil. Vorige Volgende