De Tweede Ronde. Jaargang 5(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] De dood van de dichter Boris Pasternak (Vertaling Charles B. Timmer) Geen mens geloofde het - gedaas en ónzin - totdat het doordrong en van mond tot mond niet als gerucht maar onheilstijding rondging van huis tot huis, langs markt, kantoor, de grond, de bomen waarin wolken kraaien zitten, luid krassend, zich verschuilend voor de hitte: dat het dom vrouwvolk zich voortaan met zulk geroddel niet meer in moest laten, want dit was schande, zonde en verdwazing. Zo, met geweeklaag sijpelt traan na traan in rimpels weg van afgekapt gebazel. Een dag, onschuldig, niets bijzonders, gewoner dan de week eraan vooraf, gedrang, een hal vol volk, verschrikt, verwonderd als na 't gevelde vonnis: ‘Hoogste straf!’ En jij in slaap, je bed gespreid op roddels, in slaap en uitgeraasd, verstijfd, verstild. Mooi, tweeëntwintig jaar geworden zoals je vierluik had voorspeld. Je sliep, je wang diep in het kussen, sliep mijlen ver van hier, kniediep, maar steeds nog schok, opspringend tussen de geestdrift van een jong publiek, daarbij doeltreffend, want niet zet na zet, maar in één sprong onttroond - jouw schot was een eruptie, Etna, in 't voorgebergte waar de wezel woont. 1930 Zie voor origineel en aantekeningen blz. 188. Vorige Volgende