dens het creatieve proces nam hij aan dat het publiek, de mensheid, zijn schepping misschien niet zou begrijpen en naar waarde schatten, en hij was bereid dit gebrek aan erkenning fier te dragen. Het feit dat hij zelf schuldig blijkt te zijn aan zijn mislukking brengt hem tot wanhoop omdat hij slechts een talent en geen genie is.
Het leven van de kunstenaar en het leven van de kunstgreep in het bewustzijn van de kunstenaar, dat is het thema van Sirin dat in bijna al zijn werk, te beginnen bij De verdediging, in meerdere of mindere mate naar voren komt. De kunstenaar echter (en concreter gezegd, de schrijver) wordt door hem nergens direct getoond, maar altijd achter een masker: een schaker, een zakenman, enzovoort. Daar is, denk ik, een aantal redenen voor. De belangrijkste daarvan is dat we ook hier te maken hebben met een kunstgreep, een zeer gebruikelijke overigens. De formalisten noemen dat ‘vervreemding’. Het bestaat uit het tonen van een object in een ongebruikelijke omgeving die het in een nieuwe positie plaatst, nieuwe aspecten ervan laat zien, het directer doet ervaren. Maar er zijn nog andere redenen. Als Sirin zijn helden direct als schrijvers zou voorstellen, zou hij bij de beschrijving van hun creatieve werk een roman in een verhaal of een verhaal in een roman moeten invoeren, wat de plot uitermate ingewikkeld zou maken en van de lezer een bepaalde kennis van het schrijversvak zou eisen. Hetzelfde, maar met enkele andere moeilijkheden, zou gebeuren als Sirin schilders, beeldhouwers of acteurs van hen zou maken. Hij ontneemt hun de kenmerken van hun artistieke beroep, maar Loezjin werkt net zo aan zijn schaakproblemen, en Herman net zo aan de beraming van zijn misdaad als de kunstenaar aan zijn schepping. We moeten tenslotte wel in aanmerking nemen dat, behalve de held in Het oog, alle helden bij Sirin echte, hoogstaande kunstenaars zijn. Van hen zijn Loezjin en Herman zoals ik al zei slechts talenten, geen genieën, maar ook hun kan een diepe artistieke natuur niet worden ontzegd. Cincinnatus, Pilgram en de naamloze held uit Terra incognita hebben niet die onvolkomenheden die zo kenmerkend zijn voor Loezjin en Herman. Dus moeten al degenen die zonder masker, openlijk als kunstenaar worden getoond, om
met de letterkundeleraar te spreken, positieve typen zijn, wat, zoals u weet, bijzondere en in het gegeven geval onnodige moeilijkheden veroorzaakt voor de auteur. Bovendien zou het voor de auteur in dit geval niet eenvoudig zijn hen te vrijwaren van die