De Tweede Ronde. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
Essay
Zelfkarikatuur met smoking (1929)
| |
[pagina 76]
| |
Majakovski
| |
[pagina 77]
| |
van de vorm niet alleen de belangrijkste, maar ook de enig wezenlijke in de poëzie. Dit was de logische aanzet voor de futuristen om op zoek te gaan naar de zelfstandige, autonome, of zoals zij het noemden ‘samovity’, zelfontwikkelde vorm, die juist omwille van het bevestigen en aantonen van zijn autonomie zijn uiterste best moest doen om zich te bevrijden van iedere inhoud. Dit nu leidde eerst tot betekenisloze woordcombinaties, en vervolgens met diezelfde consequentie tot de uitroeping van het autonome woord, het woord bevrijd van een betekenisdragende inhoud. Dat autonome woord werd ook uitgeroepen tot het enige gewettigde materiaal voor de poëzie. Toen deed het futurisme de laatste logische stap naar de zogeheten zaoemny jazyk, de transmentale taal, waarvan Kroetsjónych de geestelijke vader was. De futuristen begonnen in die taal te schrijven, maar ze hadden er vrij gauw genoeg van. De van hun betekenis ontdane woordcombinaties verschilden in wezen niets van elkaar. Na het klassieke Dyr boel sjtsjylGa naar eind2 viel er verder niets te schrijven: al het volgende zou slechts een herhaling zijn. Eind 1912 of begin 1913 liep de weg van het futurisme dood. Feitelijk restte hun slechts zwijgen. In die tijd verscheen er op de avonden van de Vrije Esthetica een forse jongeman van een jaar of negentien, op schoenen vol gaten, in een zwart lustren hemd dat bijna tot aan zijn middel openstond, met een paardebek en hongerige ogen waarin beurtelings uiterste schuchterheid en boosaardige brutaliteit speelden. Dat was nou Vladímir Majakovski, een student aan de School voor Beeldende Kunsten. Hij zweeg meestal, maar als hij zijn mond opendeed, dan was het om met doffe stem en van angst trillende lippen er een verschrikkelijke brutaliteit uit te gooien. Vrouwen bekeek hij met woeste gulzigheid. Majakovski sloot zich aan bij de futuristen. De eerste tijd leek hij zich in niets bijzonder van hen te onderscheiden: Straatgezicht - Dit was wel ‘gematigder’ dan dyr boel sjtsjyl, maar in dezelfde geest. Spoedig echter werd Majakovski, zonder zich uiterlijk van de groep los te maken, haar diepgaand, tot in de wortel ontrouw. Zoals alle heimelijke en diepgaande ontrouw was ook dit niets anders dan een stiekeme ruil. | |
[pagina 78]
| |
Majakovski besefte al gauw dat de zaoem-poëzie ‘veel drukte om niets’ was. De praktische en gulzige woesteling kon - anders dan de halfwijze visionair Chlébnikov (die van iemand ooit de bijnaam ‘geniale idioot’ kreeg, want hij had werkelijk geniale trekjes, ofschoon de idiote de overhand hadden), de botte theoreticus en doctrinair Kroetsjónych, de ongelukkige paljas Boerljoek - met de zaoem natuurlijk niets beginnen. En zonder het openlijk uit te spreken, zonder ruzie met de kopstukken van de partij, ruilde Majakovski heimelijk, zonder verder overleg in de praktijk van zijn gedichten de strijd met de inhoud (met iedere inhoud) in voor een vergroving van de inhoud. Tegenover de leidende idee van de groep was dit volledige ontrouw en een ommezwaai van honderdtachtig graden. Majakovski voerde ongemerkt de meest beslissende contrarevolutie uit binnen de revolutie van Chlébnikov. Op het meest essentiële punt, waarin alle pathos, de hele zinloze idee van de opstand van Chlébnikov besloten lag, de strijd met de inhoud, was Majakovski op iets slechters uit dan op een vergelijk: niet op een compromis, maar op een capitulatie. De futuristen bezaten een soort ‘dwaasheid der dapperen’Ga naar eind4 zij gingen door tot het einde. Majakovski ging niet alleen niet met hen mee, deelde hun onzeker lot niet, hij werd er zelfs beter van. Hij vernietigde alles uit naam waarvan hij de banier van de revolutie had opgestoken, maar door om zo te zeggen het kapitaal van het futurisme, de faam, naar zichzelf over te boeken, behield hij de naam van innovator en revolutionair op het gebied van de poëzie.
De zaoem getuigde van de verschrikkelijke geestelijke leegte van de futuristen. Maar wat voor vreselijk symptoom het ook was, toch lag daarin in esthetisch opzicht iets oneindig meer principieels besloten dan in de poëtica van Majakovski. Majakovski vertrapte alle esthetische ‘experimenten’ van de futuristen. Zijn poëtica was meer dan gematigd, die was geheel ontleend aan de voorafgaande poëzie. Als Chlébnikov, Brjoesov, Whitman, Blok, Andrej Bely, Hippius en de rijmelaars van accentpoëzie terug zouden nemen wat Majakovski van hen had gepikt, dan bleef er niets van Majakovski over. Maar zijn inhoud was nieuw. Poëzie is niet een assortiment mooie woorden en galanterieën. Het lelijke, het grove en het banale zijn even goed gewettigde poëtische thema's als alle andere. Maar zelfs als de dichter in de grove bewoordingen het meest grove uitdrukt, in de meest banale | |
[pagina 79]
| |
bewoordingen het meest banale, dan kan hij de idee en de betekenis van een poëtisch werk niet grof of banaal maken. Grofheid en laagheid kunnen onderwerp van de poëzie zijn, maar niet haar innerlijke drijfveer, niet haar ware inhoud. De dichter kan banaliteit, grofheid, domheid uitdrukken, hij kan er niet de heraut van zijn. Majakovski maakte ze als eerste niet tot materiaal maar tot doel van zijn poëzie. De leegte, de afwezigheid van betekenis in de zaoem-poëzie vulde hij met een nieuwe inhoud: een dierlijke, ‘simpel als loeien’Ga naar eind5. De ongelukkige revolutionair Chlébnikov sleet zijn laatste dagen in vergetelheid, hij stierf op de vermolmde planken omdat hij onbaatzuchtig was, niet voor zichzelf wilde en geen concessies deed aan het grauw ‘Dyr, boel, sjtsjyl!’ Wie heeft daar behoefte aan? Dat is zo u wilt nog romantiek. Majakovski gaf het grauw wat het wilde. Rijkdommen, beladen met een menselijke idee sleepte hij naar de bazar, hij banaliseerde het verfijnde, vereenvoudigde het ingewikkelde, vergroofde het subtiele, liet het diepe verzanden, haalde het verhevene naar beneden, en vertrapte het. Maar hij vond zijn ware roeping niet meteen. De mensen die voor de oorlog de meetings van de futuristen bevolkten, waren van diverse pluimage: daar waren de esthetisch doende nietsnutten, de seksuele hervormers, de mammies uit de oude wijk van Moskou die bang waren achter te blijven bij hun tijd en het urbanisme, hun tango dansende dochters, ruige vegetariërs en esperantisten, in hun ondergoed en zonder laarzen, assistent-advocaten, tandartsen, gymnasiasten, cursistes... Toen de leider van de futuristen op het podium van het Polytechnisch Museum verscheen en donderde: ‘Mag ik me voorstellen: Vladímir Vladimirovitsj Majakovski, syphiliticus!’ luisterde dit hele publiek natuurlijk aandachtig naar het ‘nieuwe woord van de kunst’, deels twijfelend, deels boos en deels verrukt, maar echt contact kreeg Majakovski niet: toen ze hem gehoord hadden, gingen ze rustig naar huis - thee drinken en slapen. Toen de oorlog begon ging de echte straat voor Majakovski open. Daar waar nu het gedenkteken voor Oktober staat en het gebouw van de Moskouse Sovdep, en toen het Skobelev-monument en het huis van de gouverneur-generaal, las hij staande op het voetstuk gedichten, bloeddorstige gedichten, druipend van haat tegen de Duitsers: | |
[pagina 80]
| |
Aan pantalons van Weense cocottes
Vegen wij de bajonet!Ga naar eind6
En met wapperende jas en zonder muts liep hij over de Tverskaja aan het hoofd van een van die patriottische menigten, waar het echte patriottisme altijd verre van is gebleven. Een jaar later voerde hij een horde plunderaars en straatschenders aan in een heldhaftige aanval op de etalages van Duitse firma's. Nog een jaar later, al in Petersburg, in het huis van Gorki, kreeg hij een aanval van hysterie en hij smeekte om redding: de beurt was aan de strijders van de tweede lichting. Hij werd als tekenaar bij een afdeling van de genie geplaatst.
‘Majakovski is de dichter van de revolutie.’ Een leugen! Hij was evenmin een dichter van de revolutie als revolutionair in de dichtkunst. Zijn werkelijke pathos is het pathos van de pogrom, dat wil zeggen van geweld en beschimping van alles wat zwak en weerloos is, of het nu een Duitse slagerij in Moskou is of een bij de strot gegrepen bourgeois. Hij sloot zich juist bij de Oktoberrevolutie aan omdat hij daarin het gebrul van de pogrom hoorde: Voor dit en veel van dergelijke dingen wist Majakovski een reeks van expressieve, uitstekend gecomponeerde formules te vinden die in wezen absoluut prozaïsch waren, maar die schitterend gemaskeerd werden door poëzie (daar is ook talent voor nodig, en geen middelmatig). Als beloning hiervoor en voor het feit dat hij bijdroeg aan de verstikking van ieder ‘idealisme’, aan het uitdoven van alle geest, deelden de namaak-revolutionairen met hem de ananassen die ze van de bourgeois hadden afgepakt, riepen hem uit tot dichter van de revolutie en deden zelfs net of ze geloofden in de revolutionaire biografie die hij voor zichzelf verzonnen had. De tijd verstreek. Het was amusant en leerzaam om te observeren hoe de deelnemer aan de pogrom van de weerlozen veranderde in een verdediger van de sterken, de revolutionair in een loyale | |
[pagina 81]
| |
behoeder van de Sovjetgrondslagen, de opstandeling van kort tevoren in een bewaker van de bolsjevistische grutterij. Dat is natuurlijk een logische stap voor zo'n revolutionair als Majakovski was: van ‘roof het geroofde’ naar ‘houd het geroofde’. Eenmaal een Sovjetbourgeois geworden, liet Majakovski de revolutionaire leuzen in zijn binnenzak verdwijnen. Of beter gezegd, hij produceerde ze alleen nog voor de export. Hij riep Mexicaanse Indianen, Newyorkse arbeiders, Chinezen en Engelse mijnwerkers op tot de revolutie. ‘Sociale tegenstellingen’ in de Sovjetunie tijden de nep vielen Majakovski niet op, en als hij zich al eens ergens aan stoorde, dan waren het slechts ‘kleine tekortkomingen van het mechanisme’, ‘lichte onvolkomenheden van het bestaan’. Zijn thema's werden voortdurend onbenulliger. Hij die religie, liefde voor het vaderland, liefde voor de vrouw had vertrapt, stortte zich in de strijd tegen de Sovjetbureaucratie, tegen verspilling, omkoperij, protectie en vandalisme. Hij bereikte zo'n graad van bourgeois ‘bewustzijn’ dat hij in de proletarische republiek reclame maakte voor sparen: ‘Ieder die verstandig leeft, zorgt dat hij een premielening heeft.’ ‘Leg obligaties in de kast, dan hebt u vast geen centje last. Al liggend worden ze meer waard, kijk eens wat u in vijf jaar spaart’. Vroeger had Majakovski het ‘op het liefdesfront’ met de ‘bourgeoismoraal’ nooit zo nauw genomen, vooral omdat deze toen toch al slecht in de markt lag. Maar nu moesten we ‘de stem verheffen voor zindelijkheid in onze betrekkingen in de liefdesaangelegenheden’. Vroeger bestond er geen grotere vreugde dan ‘Lermontov uit de boot van het heden gooien’, het verhevene omlaag halen, spuwen op wat kostbaar is. Nu begon Majakovski de Sovjetautoriteiten niet alleen te beschermen tegen beledigingen, maar zelfs tegen familiariteiten. Zijn eerbiedige hart kromp ineen bij het zien van deze advertentie:
Koop als 't om hygiëne gaat
Bretels waarop Semasjko staat.Ga naar eind8
En hij haastte zich tegen zijn medeburgers te verklaren: ‘Namens alle groten doe ik een beroep op u: beste mensen, ga niet te vrij met ons om!’ Weg met Lermontov, houd Semasjko in ere. En zo, van het ene burgerlijke sovjetthema op het andere over- | |
[pagina 82]
| |
stappend en erin verstrikt rakend, veranderde de voormalige zanger van de opstandige proleet in een zanger voor de welvarende proleet: in de bezinger van diens lief en leed, in de behoeder van diens levensgeneugten, in de heler van diens kwalen. De inspanningen voor het bewaken van de Sovjetgrondslagen beschouwde Majakovski niet alleen als het voldoen aan de ‘sociale vraag’, maar hij verbond ze trouwhartig en openlijk met het ontvangen van geld. Niet voor niets kwam hij in zijn reisnotities, sprekend over het lage peil van de Mexicaanse poëzie tot dit oordeel: ‘De oorzaak ligt, denk ik, in de zwakke sociale vraag. De redacteur van het tijdschrift De fakkel beweerde tegen mij dat het niet nodig is voor gedichten te betalen.’ Het was ook niet voor niets dat Majakovski, toen hij Gorki opriep naar Rusland terug te keren, als meest overtuigend argument schreef:
U wordt geacht door het bewind, partij incluis,
Alles zullen ze u geven, van liefde tot een huis.
Al een jaar of vier geleden voelde Majakovski dat hij oud werd, niet meer meetelde, dat de feuilletons in verzen waarin hij zich had gestort afbreuk deden aan zijn prestige, zelfs in de ogen van de literaire sovjetjeugd, dat een herwaardering op handen was, en een onttroning onvermijdelijk. Hij begon op de jeugd te mopperen, en zijn verdiensten van weleer te etaleren: dat was al een echt teken van ouderdom. Hij begon de ‘goede oude tijd’ te bewenen, om de vergeten geboden te treuren, te klagen over het verval van idealen:
De literatuur is in de veiling genomen.
Waar zijt gij zaaiers van waarheid, sterrenzaaiers?
Prulwerk van vier verdiepingen is er gekomen...
Nog is van alle groen
Ontbloot
De literaire loot.
Van de algemene beweringen over het verval van de ‘huidige literatuur’ probeerde Majakovski over te gaan tot de aanval door vol spot te wijzen op het gebrek aan talent bij de jongere dichters. Kazin kreeg ervan langs, Radimov, Oetkin, Bezymenski, iedereen die door de Sovjetkritiek naar voren werd geschoven en in wie | |
[pagina 83]
| |
Majakovski een rivaal zag. En tenslotte een onvervalst laatste teken van niet eerbiedwaardige ouderdom: het geflirt met de jeugd: ‘Vinden jullie mij een academicus met een grote kont?’ vraagt Majakovski, en hij stelt dan vleierig voor: ‘Weg met het uitdelen van orden en bonussen, kameraden, geen opplakken van etiketten meer.’ Op dat moment was het duidelijk dat het uit was met Majakovski. Zelfs dat weinige, al was het dan luidruchtige, dat hij eens te bieden had, was iets uit het verre verleden geworden. Zijn bescheiden reservoir aan mogelijkheden was uitgeput. Vijftien jaren van literaire arbeid hadden een wrak van hem gemaakt. De ontembare vernieuwer had zich kapot geschreven, en zichzelf overschreeuwd. Het zou natuurlijk al te makkelijk zijn om nu, achteraf, nu er een eind is gekomen aan het leven en de literaire loopbaan van Majakovski, te zeggen dat je het allemaal had zien aankomen. Maar ik schreef tweeëneenhalfjaar geleden over hem in Herleving: ‘Als een paard stapte hij door de Russische literatuur, en nu, zo heb ik de indruk, is hij al aan het eind van zijn weg. Vijftien jaar, dat is een hele leeftijd voor een paard.’
‘Aan iedereen! Geef niemand er de schuld van dat ik nu sterf, en alsjeblieft geen geroddel. De overledene had daar een vreselijke hekel aan. Mama, zusters en kameraden, vergeef me, dit is niet de manier (ik raad het niemand aan), maar ik heb geen andere uitweg. Lilja, hou van me. Kameraad-regering, mijn gezin bestaat uit: Lilja Brik, mama, mijn zusters en Veronika Vitoldovna Polonskaja.Ga naar eind9 Als Jij hun een draaglijk leven bezorgt, bedankt. Geef de gedichten waaraan ik begonnen ben aan de Briks, zij weten er raad mee.
Zoals het heet -
‘Incident gesloten’
De boot van de liefde
Sloeg stuk op het bestaan
Afgerekend heb ik met het leven
Het heeft geen zin alle leed
Kommer
En kwel
| |
[pagina 84]
| |
Te registreren
Het beste.
Vladimir Majakovski
12-4-1930
Kameraden vapp-ledenGa naar eind10, houdt mij niet voor lafhartig. In ernst, er is niets aan te doen. Gegroet. Zeg tegen Jermilov dat het me spijt: ik heb de leuze naar beneden gehaald, ik had moeten doorgaan met schelden. In mijn bureau ligt 2000 roebel, geef die aan de belasting. De rest te ontvangen van de gizGa naar eind11. V.M.’
Dit is geschreven op de twaalfde en hij stierf op de veertiende. Dat betekent dat hij twee dagen heeft rondgelopen met deze lange, kleingeestige brief met slechte verzen, met goedkope grapjes, met Sovjetjargon, met ostentatieve Sovjetloyaliteit en nog veel meer, waar ik niet over wil praten. Waarom hij nou precies een einde aan zijn leven maakte, doet dat er iets toe? ‘De boot van de liefde sloeg stuk op het bestaan.’ Hij verzoekt over dat onderwerp niet te ‘roddelen’; laten we zijn laatste wens eerbiedigen. Laat ons echter niet denken dat de dood van Majakovski in enig opzicht, behalve uiterlijk, overeenkomt met de dood van Sergej JeseninGa naar eind12. Daar was sprake van een grote, waarachtige martelgang van een verdoolde, verminkte ziel, die echter diep van binnen zuiver en poëtisch was. Er is in de hele Majakovski niets nobel, zuiver of poëtisch. Jesenin stierf vervuld van haat tegen de bedriegers en de kwelgeesten van Rusland; Majakovski wenste hun kruiperig ‘het beste’.
24 april 1930 Uit: Literatoernye stati i Vospominanija. |
|