De Tweede Ronde. Jaargang 5(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Vier gedichten J. Hombergen Klusjesman Ondanks tamarinde en parasollen zit ik volledig gekleed aan de bar, t-shirt, degelijke broek, warme das, ouderwetse schoenen, twee paar sokken, als plots die vrouw naast me staat, tot op het vel naakt, haar tepels gezwollen onder agressieve zonnebrand- olie. Ze zegt: Kun jij, klusjesman, in mijn châlet een andere lamp indraaien, de mijne is gesprongen. Geschrokken draai ik me op mijn andere kant en zie, iedereen is naakt en ik ben klusjesman in een nudistenkamp, verricht klusjes aan naturellen. Zo deze vrouw. Ze laat niet af naar mijn levisbroek te ogen. Zonder al die stof kon ik niet bloter zijn. Naaktheid kon niet erger knellen. Tintamarre Je vindt, dat ik de sterren verkracht, als ik op mijn luchtbed lig te luisteren naar hun zacht craquelé, mijn hoofd diep weggestoken, mijn reusachtige eetbare hoofd, in dat gonzend moeras van rotsblauw gedierte. [pagina 54] [p. 54] Het ware beter, als ik offerde op de steen der zee en het gist van dromen in de horizon wierp. Misschien dat de wind nog eens vol kusten zou stromen, de morgen vol koel begin, de weke zuivere zee vol rimpeling. Dode palm te Tintamarre De zon voelt zwaar als een dichtvallend oog. Het is het uur dat mij verlost van mijn vaderen. Ik trek mijn boot aan wal, sleep met gespierde pols hem op het droge. * * * De maan is op nu, ernstig beredderend de tropen. De zee zwelt als een borstspier. Een slang siddert in het beschadigd donker. Hoelang, stronk, zul je nog haar schaduw zijn onderworpen? [pagina 55] [p. 55] * * * Maal niet om geboorte. Als alle geheim uit je leden vloeit, dat is je woonplaats. De zoete vraat van insekten zij je vóór alles gerechtigheid en weldaad. Varken Hoe kun je, liefste, je verdriet tot maat van alles maken en hardvochtig van mij verwachten, dat ik niet mijn oren spits aan het raam en lichtzinnig luister naar geruchten uit de haïtianenbuurt. Ik kan mij niet onttrekken aan dat geblaf, dat hees menselijk geschreeuw. Weet je, dat daar een varken door honden wordt opgedreven en aan stukken gescheurd, een lelijk, maar niet onaardig varken? Mannen slaan met moeite de meute uiteen, ontvangen beten in kuiten en armen, maar het varken is dood. Zo vaak gebeurt het niet, dat de wind zuidelijk staat en flarden aanwaait uit die hoek. Niet alles, liefste, hoe afzichtelijk je leed, niet alles laat zich naar het dictaat daarvan zetten. Vorige Volgende