De Tweede Ronde. Jaargang 5
(1984)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Nederlandse poëzie | |
[pagina 39]
| |
2het wordt altijd laat
je drinkt brandstof rookt vuur
schiet als een komeet de weg op
je vraag: wil je meteen naar huis of -
klinkt retorisch en ik zie je denken het is de prijs
zelf gesp ik maar een gordel om tegen mijn schaamte
eenmaal binnen brokkelt laag voor laag
je gezicht af nors zet je het scherm
(zonder geluid) een pick-up
(in een kamer die je dadelijk zult verlaten)
wat kachels in werking ontkurkt
een nieuwe fles vraagt:
(benen languit ogen half dicht)
waar zou die over gaan die film daar
op zich best interessante beelden
| |
[pagina 40]
| |
wimpers boven je glas als ik zeg dat ik nog weet
hoe zelfs jij ooit op een kier stond te veel pijn
woei naar binnen komt als uit een ton 't antwoord
vlug wordt het bed van stapels manuscripten en
boeken bevrijd de telefoon uitgeschakeld
lichamen ontkleed haastig neergelegd
met het eigen vocht als olie ingewreven
achter schuwe lokken schaduwen computerherinneringen
draaien je ogen weg om en in mijn lichaam
ga je nu alleen op reis ik denk zou hij morgen
nog weten dat ik het was deze keer en ik zeg
hardop: zou je morgen nog weten dat ik het was
deze keer mijn liefste
onder een lamp met kunstzijden franjes
(amerikaanse tederheid) splijt zuchtend
het tweekoppig beest moe zakt het bovendeel
opzij in slaap terwijl ook het onderdeel
(nog maar vanaf het middel met vreemd warm
haar en vel tegen de waarheid beschermd)
zich stilhoudt een verdieping hoger
is de naald klaar alleen de domme plaat
draait nog
in de lege schelp van de stad ruist de winter
| |
3
dionysisch
het is als met blote kindervoeten in de sneeuw staan
of tanks met zuigflessen bekogelen en toch krijst
in mij steeds vaker iets waar opvoeding en cultuur
op stukliepen: wrik mijn dijen bij voorkeur
tijdens een gala-filmvoorstelling uiteen duw me
het liefst op diplomatieke recepties in de gang
tussen de bontjassen terwijl nog geen brokaatwand verder
de consul op de tenen wippend zijn dikke toast
uitbrengt steek in een zomers park of kerk met
| |
[pagina 41]
| |
veel kwetterend of galmend volk je vinger diep in me
en fluister: wat word je nat en kijk me recht in de ogen
zodra de pupillen zich verwijden van genot en laat dan
in ruil de plekken waar de voor jouw explosie nodige
bedrading spant door mijn anarchisme strelen tot ook
jouw blik versplintert en je mijn handkom vult met
het heetste antwoord ja koppig eis ik dat je mij wilt
en jezelf in mij en mij rondom jou zo hevig wilt
dat daar geen kruid fatsoen verleden of toekomst tegen
is gewassen en wat borrel jij nu toch vanuit je pislauwe
zondagsbad door die vochtige hoorn in mijn dorre gehoorgang:
moesten we gisteravond niet nog wat langer blijven
bij de ambassadeur?
| |
4
apollinisch
wat deze verdronken slaap is zal ik dat ooit weten
dit dal waarin je zo blind wegglijdt: kamikazepiloot
en wat je daar wilt: schuilen, vinden, zien of vergeten
en wat je er zoekt: begin of einde, de schoot of de dood
groot kind mompelend lig je nu hier in mijn armen
en misschien weet geen taal wat je me allang zeggen wou
dat je na zoveel vuurwerk en rat-race je enkel wilt warmen
bij iemand die niet heet en niet vraagt, maar angst weert en kou
en je als de mand die de Nijl bracht (alleen toen zonder jou)
toch opneemt en draagt en verdraagt in woordloos erbarmen
|
|