De Tweede Ronde. Jaargang 4
(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Uit: De match Luteijn-DonnerGa naar voetnoot*
| |
[pagina 73]
| |
Wij maken onbevooroordeeld
en pijnlijk nauwgezet gewag
van wat er zich van dag tot dag
bij deze match heeft afgespeeld.
Al mijden wij effectbejag
(gelijk de goede smaak beveelt),
toch wordt de waarheid niet verheeld
die zelden in het midden lag.
Wij hopen dat Uw wereldbeeld
zich van de niet geringe slag
die het door ons krijgt toebedeeld
uiteindelijk herstellen mag.
En U moet ook bedenken: ach,
het is maar poëzie. Dat scheelt.
*
U moet zich echter niet vergissen:
wij zijn poëten van het soort
dat zich aan niets en niemand stoort
en niet gelooft in compromissen.
Wij gaan er dus niet mee accoord
Jan-Hein van de gebeurtenissen
een sprookje op te laten dissen
dat geenszins met de feiten spoort.
Wij geven slechts Luteijn het woord
(vanaf het eerste kissebissen
tot aan de gruwelijke moord)
en U moet dan maar zelf beslissen
aan wie de zegepalm behoort.
Jean Pierre Rawie & Driek van Wissen.
| |
[pagina 74]
| |
Hoe ik Donner terechtweesOmringd door meisjes van vermaak
uit de hoofdstedelijke sloppen
zat Donner aan de bar bij Hoppe,
vanouds een keurig nette zaak.
Hij tapte daar zijn vunze moppen,
doch ik stond op - ik ken mijn taak -
‘Omwille van de goede smaak
gebied ik U hiermee te stoppen.’
Men prees alom: ‘Nou, die is raak!’
Maar Donner kon het niet verkroppen
(hij kan niet tegen tegenspraak).
Hij riep vertoornd: ‘Dit roept om wraak!
In een duel zal ik je kloppen,
ik daag je uit tot een spel schaak!’
| |
Hoe Donner vreemdgingWij waren terug in Oudeschans,
op mijn kasteeltje Sans Soucis,
Jan-Hein vroeg om een laatste kans
en wie ben ik - dus zei ik: ‘Oui.’
e4; e6; dan paard c3;
een opening bekend als: Frans.
g8-e7, nou merci,
rap paard b5. Jan-Hein in trance...
‘Welaan, pion c6. Je pense,’
sprak hij tevreden, ‘donc je suis.’
‘U bent... erbij, lijkt mij althans.
Kijk, paard d6, et c'est fini.’
‘Stik!’ klonk het in goed Nederlands.
‘Stikmat, bedoelt ge, cher ami.’
blanc: Jonkheer F.J.A. Luteijn noir: J.-H. Donner
| |
[pagina 75]
| |
Wie een kuil graaft voor een ander...Eens sloop Jan-Hein, in werkmansdracht,
de speelzaal binnen met een zaag.
Wat ging hij doen? Een goede vraag!
Hij had iets heel erg slims bedacht:
Hij knutselde een nacht gestaag,
totdat een stuk, dat op e8
zou worden neergezet met kracht,
dit vak deed omslaan naar omlaag.
Doch ik sliep rustig deze nacht,
trad 's ochtends door de erehaag
en sprak: ‘De witte stukken graag!’
toen ons het schaakbord werd gebracht.
Zo leed (nog eerder dan verwacht)
Jan-Hein opnieuw een nederlaag.
| |
Beter een half ei dan een lege dopIk ben nu eenmaal geen pietlut
en daar vriend Donner maar bleef kniezen
schonk ik mijn stukwerk plus kleingrut
om ook eens van hem te verliezen.
Mijn vorst rukt op, schoon onbeschut.
hetgeen zwart dwingt e5 te kiezen;
koning e3; e4; och gut,
hij zet zijn eerste stuk en prise!
Die kans laat ik niet onbenut;
dame h4; ik pak mijn biezen
en Donner, die hier moed uit put,
speelt paard e7, een bêtise.
Want ik sprak: ‘Pat,’ Jan-Hein riep: ‘Kut!’
en zo werd het toch nog remise.
wit: Jonkheer F.J.A. Luteijn zwart: J.-H. Donner
|
|