De Tweede Ronde. Jaargang 4(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Vier gedichten M.K. van der Steeg Schilder Op een middag in mei In 1942 meen ik Kwam er tijdens de les Een ladder omhoog Verscheen het hoofd van een man Een schilder Hij stond stil in het raam Een vreemd wit mansportret Tegen een achtergrond van donkere wolken Vanwege het rumoer in het lokaal Tikte de leraar aan het raam En verzocht de man heen te gaan Zo heb ik mijn vader nog eenmaal gezien Vreemd en ingelijst Doodstil achter glas En van jaren her Sprongen tranen in mijn ogen Lachsalvo's in mijn oren [pagina 36] [p. 36] Jan Hij was de fijnste instrumentenmaker van de fabriek Nauwkeurig tot op de duizendste millimeter Toen de geschiedenis voor de zoveelste maal Kreunend op de slagvelden van Europa Klaar kwam Stond hij onthand Met schuifmaat vijl en micrometer Door de Duitsers gegrepen En weggevoerd Kwam hij nog wel terug Maar eigenlijk ongaarne Hij zwaaide zo raar op zijn benen Een groot gat in zijn linker long Op zijn ziekbed Vijlde hij zichzelf geduldig Hoe langer hoe kleiner Tot hij tenslotte precies Door het gat heen kon Grootvader Ach wat was de zomer mooi Toen die rondom mijn ouderhuis bloeide Trokken wij grootvader uit zijn stoel En sloegen hem als een grote spijker Krom in de tuinbank Waar hij roestig vertelde van vroeger Van oorlogen hongersnoden en watervloeden [pagina 37] [p. 37] De bevrijding We klommen van de daken en vouwden de lakens op Waarmee we gezwaaid hadden naar onze hemelse bevrijders We sprongen op hun tanks en schreeuwden onze kelen schor Op fietsen zonder banden ratelden we naar Amsterdam Zagen de koningin Een ouwe theemuts Openluchtbals tot diep in de zomer ‘Don't fence me in’ en ‘Roll me over’ Van de goldflakes en de camels werden onze vingers bruin Gekregen van Good Old Hank en Tiny Tim en Little Jo Die onze zusters uit de postkoets bevrijdden In het donker van het Bos van Bantam en het Spanderswoud Thuiskomend van het straatbal in de juninacht De muziek galopperend over de huizen Zie ik mijn uitgeteerde broer In de voorkamer liggen Op zijn rug uitgestrekt De maan hoog boven zijn jukbeenderen Vorige Volgende