Van ‘Kozmá Proetkóv’, het gemeenschappelijk pseudoniem van de gebroeders Zjemtsjóezjnikov en de dichter, toneelschrijver en prozaïst Alekséj Konstantinovitsj Tolstój publiceerden wij in het herfstnummer 1982 al twee parodieën op Russische epigonen van Heinrich Heine, beide van de hand van deze Tolstój. Van hem is ook bovenstaande parodie op het werk van Nikoláj Sjstjerbína, een nu vergeten negentiende-eeuwse dichter die zijn totaal werkelijkheidsvreemde passie ophing aan een niet bestaand Griekenland. Dit poëtische monstrum bevat alle elementen van een ‘onvervalste’ Proetkóv: valse beeldspraak, onbegrepen clichés en een pathos dat er borg voor staat dat alles wat in poëzie maar kan ontsporen ook inderdaad ontspoort. (Red.)