niem verkleind. Ik vroeg mij verbijsterd af hoe de oogleden zich over zulke gezwollen oogbollen moesten sluiten.
Het water omsloot nu mijn nek. Nog een stap en het stond aan mijn kin. Ik overwoog of ik nog een laatste woord moest uiten, maar de lust ontbrak mij. Ik liep verder en mijn mond ging onder.
De lucht suisde in mijn oren. Tegelijk hoorde ik een wirwar van vreemde geluiden: dreunende machines, kussen, claxons, gesteun en lawaaiende radio's. Ik hoorde het kermen van iemand die werd afgeslacht, vermengd met het tikken van een rekenmachine, de extatische uithalen van een oude zangeres. De lucht kwam tot rust, en ik hoorde gelieven hartstochtelijke woorden uitwisselen, een bandopname-apparaat, een ontploffing.
Mijn oren gingen onder en nu werd ik de stem van het water gewaar, het geluid van mijn vader die 's ochtends zijn neus snoot, mijn moeders klepperende sandalen, de hoge melodieuze fluit van meneer de buurman, Nabiel, die om me riep, de schoolbel, ‘Slaap liefje slaap, ik ga een duifje voor je plukken.’
‘Meneer, ik verzoek u mij met pensioen te sturen.’
‘Leuke grap!’ lachte hij.
‘Maar meneer, ik meen het serieus.’
‘Nee maar!’
‘Meneer, ik meen het echt serieus.’
‘... ik ga een duifje voor je plukken.’ Ik moest erom huilen, nog steeds een zuigeling op moeders schoot.
Het binnenvloeiende water drukte tegen mijn trommelvlies, ik voelde het met brede slagen in mijn gehoorgang deinen.
‘Maar meneer, ik ben al over de honderd!’
‘Grappenmaker!’
‘Geloof me meneer, ik meen het serieus.’
Daarop was ik over het lage muurtje gesprongen; verder daalde ik af tot het water aan mijn ogen stond. Ik keek om naar de oever, waarover zich een grote massa gezwollen ogen verspreid had, krioelend op en tegen de muur, of op de trappen terzijde van de brug. Uit één oog zag ik een dikke traan neervloeien, die recht op me af kwam. Ik proefde ervan, hij bleek niet zouter dan gewone tranen, waarvan ik de smaak maar al te goed kende.
Het watervlak spiegelde mij al golvend mijn zusters gezicht voor, die onder het breien een kleur kreeg, telkens wanneer zij de fluit van meneer naast zich hoorde, met zijn hoge langgerekte toon.