De Tweede Ronde. Jaargang 3(1982)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Vijf gedichten Kees Stip Wagner Harpijehanden hebben u bemoederd kobold wiens tot muziek geworden kwaad ons dieper door de ingewanden gaat dan 't goed waar Bach zijn pruik mee heeft bepoederd. Uit wolken godgelijkheidswaan ontstaat een machtsdroom die tot machtswellust verloedert. o volk met dit soort duivelsdrek gevoederd daar dreunen reeds uw laarzen over straat. Wij zetten ons nu neder onder tranen nadat wij als gelouterde germanen met Schillers Ode en met Goethes Faust ontkomen zijn aan hel en holocaust. In nacht en nevel mag uw geest vergaan. De laatste godenschemering breekt aan. Versmald sonnet Versmald sonnet als klem gereden tussen twee brede en platgeplet: Zo scherp is met dit mesdun heden 't scherp van de snede op scherp gezet. O smal geschenk uit smalle schoot gedoemd van dood naar dood te moeten, hoe moet ik boeten omdat ik denk. De jacht Het jachtgezelschap grijpt naar de geweren en treedt geladen op het slachtveld aan. De drijvers schreeuwen, struikelen en slaan. Het haasje is het haasje voor de heren. Daar komt wat uit de wal. Leg aan, leg aan! Een leerling die voor loodgieter moet leren gebruikt niet zoveel lood bij het plomberen als hier in een klein beestje wordt gedaan. De weidelijke jager jaagt uit plicht. Gemotiveerd wordt moorden een genoegen. De rest heeft van de sport niet zoveel sjoege en maait maar neer, gericht en ongericht. De hazen liggen stil, met stille oren het schieten niet meer aan te hoeven horen. [pagina 80] [p. 80] De Kleine Lord Daar sta ik: op en top de Kleine Lord op mijn voor de gelegenheid geruilde met buikjeszuiltjes rijkelijk omzuilde balkon waarop ik straks kasteelheer word. Waarom dat lipje desondanks zo pruilde? Zo hoog op de maatschappelijke sport komt toch zo'n knaapje nergens aan te kort. Was het dan geen geluk waarom ik huilde? Betrokkenheid met laaggeboren leed was wat mij het gelaat betrekken deed. Ik moet dit altijd bij mij blijven dragen voor het toch niet ondenkbare geval dat in de poort een engel zitten zal die mij naar mijn bestaansbewijs zal vragen. De crematie Met zestig sigaretten op een dag moest hij wel sterven aan zijn eigen zwakte. Wij hadden hem gewaarschuwd. Waarvan akte. Een akte van berouw van zijn kant lag niet in zijn lijn. Nu volgden vroeggeknakte lelien krullend om zijn kistbeslag zijn nederwaartse hemelvaart met Bach. Ik trilde met hem mee terwijl hij zakte. Het handjesgeven gaf de laatste remming. Bij koffie en sigaren steeg de stemming zodat het haast ging lijken op een feest. En buiten zagen we, alsof zijn geest nog gauw een wuifhand had omhooggestoken, hem door de schoorsteen als een schoorsteen roken. Vorige Volgende