Hendrik van Teylingen: een keuze
Hendrik (Henk) van Teylingen werd geboren in Haarlem (1938) als zoon van een gereformeerd predikant. Hij studeerde enige jaren Engels en voorzag sindsdien in zijn levensonderhoud als journalist bij de Geïllustreerde Pers. In 1966 verscheen zijn bundel ‘De baron fietst rond’ als Windroosdeeltje no. 76, bij Uitg. Holland.
De bundel werd welwillend ontvangen, maar het literair klimaat was er niet naar om Van Teylingens werk echt naar waarde te schatten.
De eerste bundel is niet geheel vrij van de ironische distantie waar de titel op duidt, maar met name in de cyclus ‘Sonnetten voor tussen de middag’ blijkt hij in staat om stugge, korzelige, onvergetelijke poëzie te distilleren uit de ingrediënten van een geestdodend kantoorbestaan. De gedichten zijn ongelooflijk trefzeker door economisch taalgebruik, eigenzinnige visie en oorspronkelijke beeldspraak. De vorm is strak, rijmend en metrisch; de inhoud zeer geconcentreerd en overtuigend eigen.
Deze lof geldt in nog sterkere mate voor Van Teylingens tweede bundel ‘Van aldoor groter hoogte plat op het zeil’ (Arbeiderspers, 1973). De voorkeur voor sterk vormgebonden poëzie is hier minder evident. Vaak heeft het rijm plaatsgemaakt voor halfrijm of klinkerrijm, en het lijkt of die grotere vrijheid hem in staat stelde zijn eigen toon en visie nog overtuigender te maken. De cyclus ‘De Bijlmermeer’ is een hoogtepunt uit de bundel.
Wat is er sindsdien met Van Teylingen gebeurd? Er verscheen nog wat poëzie in tijdschriften en, bij Cees Aerts, een selectie van zijn haiku's; verder viel er een totale stilte. Van Teylingen had zich de laatste jaren steeds intensiever beziggehouden met oosterse filosofie en godsdienst, op zoek naar ‘satori’, naar verlichting en wereldveranderend inzicht.
Hij vond wat hij zocht tenslotte in het hindoeïsme, en wel in de strenge, vishnoeïstische, enigszins met het protestantse fundamentalisme vergelijkbare variant die in het Westen bekend is geworden als de ‘Hare Krishna-beweging’. Hij heeft jarenlang een toonaangevende rol gespeeld in de Amsterdamse tempel van deze secte, waarvoor hij in de media (pers en TV) als pleitbezorger optrad. Hij ging ook met zijn geloofsgenoten de straat op, om het publiek ontvankelijk te maken voor de mantra die zijn leven had veranderd en die wij hem moesten beloven integraal af te drukken bij deze bloemlezing, omdat naar zijn idee alle poëzie erbij in het niet verzinkt: ‘Hare Krishna, Hare Krishna, Krishna Krishna, Hare Hare, Hare Rama, Hare Rama, Rama Rama, Hare Hare’.
Van Teylingen heeft de tempel intussen verlaten en bereidt zich er op voor om op eigen kracht het geloof te gaan verkondigen. (PV)