De Tweede Ronde. Jaargang 2(1981)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Nederlandse poëzie [pagina 46] [p. 46] Drie gedichten J.B. Charles Groningen 1940: klik veur dunschiet Een dag in april, de wereld staat stil. Beide Ebbingestraten ruiken naar koffie maar ze zijn als het kerkhofverlaten. Bij de Gardepoort hangt van de paarden hun zware geur. Wacht even, waar zijn, ja waar zijn de marechaussees gebleven? Op het Martinikerkhof staat het vol verrukkelijke plassen maar wat ik mis zijn de knapen die hier met blote handen dijkjes plachten te maken: het spel waterstaat je. Dat gaf nog afleiding aan hen die al jaren geleden begraven, van onderen toezagen. Ik durfhet te wedden, straks zal ik het vragen. [pagina 47] [p. 47] Zo leeg is de stad dat niets zich verroert. Kinderkoppies, de vloer van de tochtige markt blijven zich ordelijk bij voorbaat neerleggen bij wat god blijkbaar wil. Ja, er is iets op til. Wat, kan niemand zeggen maar een ding staat vast, het is negentienveertig, het is klik veur dunschiet. Niet zelden Deze regels te zitten schrijven vanmorgen, vanmiddag, vandaag, is een wijze, een opwindende soort van dansen met denken rondom weggestopt eigengemaakt taalgoed. Tot nu ongehoord. Soms springt zelfs een woord dat ik kies zo hoog op dat de versvoeten even tegen elkaar slaan voor zij zich weer met kracht afzetten. Dat komt niet zelden voor. [pagina 48] [p. 48] De moeilijkheid Scheppen, schreef ik (waar ook weer? wanneer heb ik dat gezegd?) is eenvoudiger dan men denkt: men neemt niets en kan beginnen. Heden evenwel schiet mij te binnen niets vanmorgen is nog hetzelfde als ik mij van gisteren herinner. Alles ligt nog vast te slapen. Nog niets op dit uur geschapen! Ik die met scheppen wil beginnen moet goed toezien of ik wel de goede soort van niets kan vinden. Om dus zinnig te gaan schrijven, keur ik het niets dat voor mij ligt. Onder het scheren toont de spiegel een gezicht van iemand die graag ongenoemd wil blijven. Vorige Volgende