de wantrouwt Cummings al wat collectief en bureaucratisch is. Zijn kampervaringen en zijn keuze voor een compromisloos individualisme verwerkt hij in zijn roman The Enormous Room (1922).
Het jaar daarop verschijnt zijn eerste eigen bundel Tulips and Chimneys, compleet met vrijwel al Cummings' stilistische eigenaardigheden, als daar zijn: het in mootjes hakken of juist aan elkaar plakken van woorden, het aan zijn laars lappen van de syntaxis, een kwistig gebruik van eigengemaakte woorden, woordspelingen, ongebruikelijke spelling, een zeer eigenzinnig gebruik van leestekens (zoals haakjes openen die geen corresponderend haakje sluiten krijgen of vice versa) en van hoofdletters terwille van het visuele effect (zoals de grote ogen in lOOk), het verwerken van ‘slang’ of ongebruikelijke uitspraak (fonetisch weergegeven), het gebruik van zo nu en dan een mondje Frans of Spaans door het Engels heen, en tenslotte de zeer speciale typografie, met veel verspringende regels en veel onverwacht wit tussen de woorden, of er in.
Zijn stilistische noviteiten hadden voor Cummings de rol van dissonanten in de nieuwe muziek, van visuele schokeffecten in de beeldende kunst. Er bestond destijds een League for Sanity in Poetry, en het zal niet verbazen dat Cummings het zwartste schaap was van dat genootschap. Cummings wilde zijn lezers wakker laten schrikken, zijn poëzie dramatiseren, zijn boodschap intensiveren. Die boodschap is tot zijn dood, in 1962, dezelfde gebleven: wie niet leeft met de grootst mogelijke inzet, het voelen boven het denken stelt en zijn individualiteit tot elke prijs verdedigt tegen vooruitgang en massificering is geamputeerd, is een robot, een slachtoffer van collectieve on-cultuur, is dood. Het doel van alle kunst was volgens Cummings being intensely alive, maar hij vond dat doel zowel gerealiseerd in de muziek van Stravinsky als in de shows van zijn favoriete vaudevilletheaters. Hij had naast een filosofische ook een heel aardse, burleske, satirische kant. Hij was een levensgenieter met een grote liefde voor de natuur, maar ook met een groot zwak voor de demi-monde, het circus, Coney Island, boks- en worstelwedstrijden, buikdansen en strip-tease. Een mooie naakte meid was hem meer waard, zei hij, dan tienduizend Griekse beelden.
Zijn vitalisme en het primair stellen van gevoel en zintuiglijke sensatie leidde in Cummings' eerste bundels tot felle expressionistische lyriek, in latere bundels krijgt zijn poëzie een meditatie-