De Tweede Ronde. Jaargang 2
(1981)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Twee sonnetten
| |
SchilderijUit het ovaal van de pompeuze lijst
kijkt een voorvader mild de kamer in.
Ik heb hem nooit gekend. Maar zonderling
genoeg praat ik soms tegen hem. Het grijs
dat in zijn trotse baard golft maakt hem wijs
en goed. Van enige verwondering
geen spoor. Hij ziet begrijpend hoe ik blind,
hoe ik koortsachtig door de woorden reis.
Mochten wij, ouders en grootouders, heel
het voorgeslacht zoals het zich door eeuwen
bewogen heeft, zachtjes tesamen sneeuwen
waar nevels dalen op de wijde peel.
Zo dicht bijeen gezongen, lied aan lied,
droegen wij wiegende elkaars verdriet.
| |
[pagina 67]
| |
PollutieZal ik je zeggen hoe verschrikt en koud
de morgen was? Ik wandelde voorbij
de aanlegsteiger van de pont waar jij
mij eens naar Bronkhorst overvoer. Het oud
gehucht hield zich in nevels schuil. Vertrouwd
vloeide de IJssel voort. Althans in mijn
perceptie op dat ogenblik. Venijn
sloeg fracties later uit het oeverhout.
Dood dreven vissen in het winterriet.
De donkere rivier droeg in zijn stromen
vullis en zwarte droesem mee. De dromen
van helder water waaiden over. Niet
de kleine zonden van de mensen maken
de aarde ziek. Maar wat zij stom uitbraken.
|
|